3D-printing heeft nood aan duurzame maatschappelijke inbedding

Het maken van producten met de 3D-printtechnologie zit in de lift. Niet alleen hoogtechnologische bedrijven kunnen tegenwoordig gebruik maken van 3D-printers om op maat gemaakte prothesen of vliegtuigonderdelen te fabriceren. Ook de modale consument kan zich een 3D-printer aanschaffen. Dat blijkt niet zonder gevaar, zo blijkt uit een Amerikaanse studie die de uitstoot van fijn stof tijdens het gebruik van 3D-printers onderzocht. Om te vermijden dat de positieve gevolgen van 3D-printtechnologie teniet gedaan worden door een verkeerd gebruik, is er nood aan een integrale kijk op de ontwikkeling, die technologische en maatschappelijke innovatie combineert.

De studie toonde aan dat commercieel beschikbare 3D-printers grote hoeveelheden ultrafijn stof uitstoten, gaande van 20 tot 200 miljard deeltjes per minuut afhankelijk van het type printer en plastic grondstof. Dat is niet meteen goed nieuws voor al wie hoopt dat iedereen over afzienbare tijd een eigen 3D-printer in de huiskamer heeft staan om zijn eigen spullen te fabriceren. Ultrafijn stof is immers schadelijk voor de gezondheid wanneer het ingeademd wordt.

Maar naast de negatieve effecten op de gezondheid zijn er nog redenen om niet in elk huis een printer te plaatsen. Het zal er immers toe (ver)leiden om nog veel meer grondstoffen te verbruiken, vooral voor laagwaardige gadgets van slechte kwaliteit. De kans is bovendien groot dat de recyclage-sector zulke zelfgemaakte plastic spullen niet aanvaardt, zodat ze in een verbrandingsoven belanden. Wegwerpcultuur op en top.

Belang van maatschappelijke innovatie

Zowel voor de luchtkwaliteit als voor het klimaat- en grondstoffenprobleem lijkt het privé-3D-printen geen goede zaak. Maar de technologie op zich heeft wel veel potentieel om de industriële productie te verduurzamen, onder meer doordat het productieproces toelaat om grondstoffen veel efficiënter te gebruiken en op maat te produceren. De uitdaging is dan ook om organisatie- en businessmodellen te ontwikkelen die ervoor zorgen dat industriële productie van deze voordelen kan genieten, zonder de negatieve aspecten verbonden aan luchtkwaliteit of “junk” consumptie te versterken.

Momenteel loopt er bij Plan C een project dat net deze uitdaging wil onderzoeken, vanuit de vaststelling dat het beter is om de impact van de digitale industriële revolutie op vlak van duurzaamheid zelf te bepalen dan gewoon af te wachten wat de toekomst brengt. De aanpak van het iMade-project, waarbij technologische innovatie gecombineerd wordt met maatschappelijke innovatie, verdient navolging in andere projecten. Zo kan de overheid bij het toekennen van onderzoeks- en innovatiemiddelen vereisen dat ten volle rekening wordt gehouden met de maatschappelijke en ecologische impact van een nieuwe technologie. 

Luchtkwaliteit