Al is de gentechnoloog nog zo snel, Darwin achterhaalt hem wel

Net nu het Vlaams Instituut voor de Biotechnologie uitpakt met de positieve resultaten van haar veldproef met genetisch gemanipuleerde aardappelen, duiken meer en meer berichten op die aantonen dat genetische manipulatie in de landbouw enkel goed is voor de paar bedrijven die de technologie in huis hebben. Als we inzetten op het streven naar supergewassen, dan betaalt de landbouw - en dus onze voedselproductie - op lange termijn altijd het gelag. 

Charles Darwin, de grondlegger van de biotechnologie, wist het al: alle levende wezens passen zich door genetische variaties aan aan hun omgeving. Enkel die nakomelingen die het best aangepast zijn aan de heersende milieudruk, kunnen overleven en zelf nakomelingen voortbrengen. Wanneer in een individu van een soort toevallig een effectief afweermechanisme ontwikkelt dat succesvol een vijand kan afhouden, zal dit mechanisme zich snel uitbreiden over de hele soort door genetisch selectie. Omgekeerd zal in de vijand weer een nieuwe eigenschap opduiken die het afweermechanisme van de eerste soort de baas kan, en dan is de vijand weer in het voordeel. Dit is de essentie van evolutie.

In de afgesloten omgeving van een laboratorium kan men evolutie onderdrukken. Anders wordt het wanneer het over voedingsgewassen op een veld gaat. In dit geval wordt Darwin's inzicht essentieel: in de natuur passen organismen zich steeds aan aan de heersende omstandigheden. Dat onze gentechnologen in staat zijn om aardappelsoorten te maken die resistent zijn tegen een bepaalde schimmel, hoeft niet te verwonderen. Dat de schimmel op termijn een nieuwe manier zal vinden om zijn doelwit - de resistente aardappelplant - te infecteren, evenmin. Dit werd recent pijnlijk aangetoond door een kever en een super-onkruid.

In Amerika wordt al tien jaar mais gekweekt die zo aangepast is dat hij een soort pesticide uitscheidt waardoor de kever die normaal mais aantast, sterft. Na jaren van massaal Bt-mais kweken (een product van Monsanto, pionier in genetische manipulatie van gewassen), is er - verrassing - een resistente vorm van de maiswortelkever opgedoken, die zich te goed doet aan de genetisch gemanipuleerde maisgewassen. Gelijkaardig verhaal met Roundup. Hier had Monsanto meer dan tien jaar geleden het geniale idee om voedingsgewassen te manipuleren zodat ze resistent worden tegen hun eigen herbicide, Roundup. Boeren konden dus lustig Roundup spuiten, de gewassen groeiden goed en onkruiden bleven weg. Tot de onkruiden terugsloegen. Meer en meer onkruidsoorten beginnen ook resistentie te vertonen tegen Roundup, met als gevolg dat er nu massaal Roundup gespoten moet worden, en het eigenlijk al niet meer helpt. Het is zelfs zo erg dat de Amerikaanse zakelijke pers de problemen van Monsanto belicht. 

 

Boeren in de VS verliezen massaal inkomsten, en zitten met de handen in het haar. Maar geen nood, de verzamelde agro-industrie heeft de oplossing. Bedrijven als Dow, Syngenta en Dupont (die door het succes van Roundup hun eigen pesticidenverkoop zagen dalen) maken nu ook ggo-gewassen, met ingebouwde resistentie tegen hun pesticiden. De landbouwers, wiens eerste zorg het uiteraard is om de volgende oogst te maximaliseren, hebben bijna geen andere keuze dan de grote multinationals te volgen. Ze vergeten dan wel dat er nu al onkruiden zijn die resistent zijn tegen verschillende van die pesticiden, omdat ze voor het Roundup-tijdperk gretig gebruikt werden in de landbouw. Op lange termijn leidt dit model dus tot een steeds groter gebruik van genetisch gewijzigde gewassen en pesticiden, met de gekende risico’s voor mens en milieu. In feite is deze discussie vergelijkbaar met deze over antibioticagebruik bij mens en dier. Op lange termijn kweek je enkel "super-bugs" die je niet meer onder controle krijgt, met slechts één zekerheid: de natuur haalt de technologie altijd in.

Dat grote bedrijven voor deze ggo-wedloop kiezen hoeft niet te verbazen. Er is namelijk grof geld mee te verdienen, als je landbouwers als het ware verslaafd kan maken aan je eigen producten. Dat intelligente wetenschappers de basiskennis van hun discipline negeren is op zich ook niet zo vreemd. De uitdaging om wetenschappelijke grenzen te verleggen, en in staat te zijn op korte termijn een antwoord op een complexe vraag te vinden, het zijn typische kenmerken van elke goede onderzoeker. De échte vraag die zich stelt, is waarom de overheid niet optreedt tegen deze praktijken en er zelfs veel geld aan uitgeeft. 

Dat er nood is aan een duurzame landbouw die voldoende voedsel produceert met respect voor mens en milieu, is een feit. Dat ggo's op lange termijn niet duurzaam kunnen zijn, wist Darwin al. In de aanloop naar de Rio+20 conferentie volgend jaar, zal het weer ronkende verklaringen regenen over duurzame ontwikkeling. Hopelijk maakt de overheid dan ook eens werk van een echt duurzaam beleid. Bijvoorbeeld door het inzetten van ggo's in de landbouw te verbieden. Of er minstens voor te kiezen om subsidies voor onderzoek naar ggo's in de landbouw in vraag te stellen, en te koppelen aan steun voor (onderzoek naar) echt duurzame alternatieven, zoals gepaste teeltrotaties, diversiteit in varieteiten, ... . We kijken er naar uit.

Landbouw