Anderhalf miljoen Vlamingen nog steeds zonder waterzuivering

Dinsdag 12 januari zond Terzake een reportage uit over de ‘gaten’ in de Vlaamse afvalwaterzuivering. Vandaag zijn er nog altijd meer Vlamingen die hun afvalwater ongezuiverd in de beek lozen, dan dat er tijdens de ‘Zenne-crisis’ in december ‘ongezuiverde’ Brusselaars waren.

Vlaanderen heeft immers een (theoretische) zuiveringsgraad van 75% op dit moment – dat betekent dat minstens een kwart van de Vlamingen (ofte anderhalf miljoen mensen) zonder zuivering in beken en rivieren lozen. Daarmee zijn we het kneusje van West-Europa: landen als Nederland (99,5%), Duitsland (93%), Luxemburg (95%) en Frankrijk (80% in 2004) staan veel verder. Om de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water te halen, of de daaruit afgeleide doelstelling uit het Pact 2020 is dan ook nog een forse inspanning nodig. Voornamelijk door gemeentes, omdat die instaan voor de aanleg van riolering. Vandaag ontbreekt die nog op veel plaatsen: uit de meest recente cijfers (2007) blijkt dat Vlaanderen een rioleringsgraad heeft van 87%. De grote knelpunten zijn geld, planning en capaciteit. BBL verwacht dan ook dat minister Schauvliege de komende maanden concrete stappen vooruit zet, zoals overigens afgesproken in het regeerakkoord.

Het loont de moeite de te voorziene kosten voor waterzuivering te leggen naast de middelen die vandaag voorzien worden voor de uitbouw en onderhoud van het rioleringsnetwerk (RIO-subsidies van het Vlaamse Gewest, bijdragen via de waterfactuur en bijdragen van gemeentelijke begrotingen). Het is meteen duidelijk dat er een groot gat in het budget zit. Het regeerakkoord spreekt van een ‘langetermijnfinancieringsplan waarbij de inbreng van alle actoren wordt vastgelegd’ en in de beleidsnota kondigt minister Schauvliege aan dat ze een ‘visie over de totale financiering van het gemeentelijk rioolbeheer’ zal formuleren. Voor BBL is dit een prioritaire taak – zonder die financiële duidelijkheid komt het gemeenlijk rioolbeleid niet op versnelling.

 

Planning & Procedures

Momenteel is er geen operationele, gebiedsdekkende planning voor de uitbreiding van het rioleringsnetwerk. De gebiedsdekkende uitvoeringsplannen (GUP – ook aangekondigd in het regeerakkoord) moeten dat euvel verhelpen. Het GUP zal onder andere bepalen waar welke rioleringen aangelegd moeten worden, en tegen wanneer.

De GUP’s zullen alleen helpen als er ook duidelijkheid is over de financiële middelen (zie hierboven) en als meteen ook de procedures worden herbekeken. De huidige doorlooptijd van gemeentelijke rioleringsprojecten is gemiddeld 6-7 jaar, en dat is onaanvaardbaar. Om het probleem ten gronde aan te pakken, is een wijziging nodig van de manier waarop er vandaag gewestelijke subsidies worden gegeven aan de gemeenten. De GUP’s moeten tenslotte ook bindend zijn: gemeenten die hun verantwoordelijkheid niet opnemen, moeten daarvoor (financieel) geresponsabiliseerd worden. (Zie ook dit artikel)

Minister Schauvliege moet snel op de proppen komen met concrete stappen inzake de opmaak van deze GUP’s en ervoor zorgen dat dit instrument op korte termijn zoden aan de dijk zet.

Capaciteit

Het valt niet te ontkennen dat vooral kleinere gemeenten een capaciteitsprobleem hebben. Zij missen dikwijls (technische) knowhow. De afgelopen jaren zijn echter verschillende intercommunales opgericht die net op dit probleem een antwoord kunnen bieden.

Waterkwaliteit