BBL maakt balans op na 3 jaar Vlaams milieubeleid

Bond Beter Leefmilieu ging na wat de Vlaamse regeringsploeg Peeters II de voorbije drie jaar heeft gerealiseerd om van Vlaanderen een ecologisch duurzame topregio te maken.  We kijken in deze evaluatie niet alleen naar de klassieke milieucomponenten zoals luchtkwaliteit, bodem, geluidshinder en natuur. Even belangrijk voor een ecologisch duurzaam Vlaanderen zijn de ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening, energie, wetenschap en innovatie, mobiliteit en logistiek. Al deze thema’s zijn bovendien zodanig verweven met elkaar dat het noodzakelijk is om naar de prestaties van de hele Vlaamse regering te kijken. We maken een stand van zaken op aan de hand van de cijfers uit het Milieurapport, Voortgangsrapport klimaat, Pact 2020-meting,… . We kijken evenzeer naar het gevoerde beleid achter die cijfers en naar de keuzes en beslissingen op het terrein.

Voor de thema’s die een cruciale bijdrage leveren aan ecologische duurzaamheid ziet het er allerminst rooskleurig uit. We halen de Europese verplichtingen op vlak van klimaat en luchtvervuiling helemaal niet, vooral door het steeds toenemend wegverkeer. De ruimtelijke ordening staat in het teken van economische ontwikkeling en harde functies. De beloofde bijkomende hectaren natuur en bos werden amper gerealiseerd. Het energiegebruik stijgt opnieuw en de doelstellingen voor hernieuwbare energie missen ambitie. Het bedrijfsafval neemt steeds toe. De duurzame transformatie van de industrie wordt aangekondigd, terwijl de regering tegelijkertijd de competitiviteit van energie-intensieve industrie blijft vrijwaren.

De Vlaamse regering zette de voorbije drie jaar een aantal stappen in de goede richting. Wij stellen echter vooral vast, dat te vaak economische overwegingen op korte termijn voorrang krijgen op milieubekommernissen. Een groene competitieve economie, die milieu- en economische overwegingen verenigt, ligt nog niet in het verschiet voor Vlaanderen. De regeringsploeg Peeters II moet dringend een andere oriëntatie nemen om een economisch duurzame topregio te kunnen worden in 2020.

Een belangrijk uitgangspunt van deze regering zit fout: vergroening en groei gaan voor deze regering blijkbaar niet noodzakelijk samen. Dat leiden we af uit haar daden op het terrein, waarbij harde economische functies steeds weer voorrang krijgen op milieukwesties. Denk maar aan de milieuvergunning voor Uplace, de vrijstellingen voor CO2-intensieve bedrijven bij groenestroomcertificaten en de benchmarkconvenanten, de oversubsidiëring via ecologiepremies, de keuze voor Vlaanderen als logistieke draaischijf… .
Men laat na om voluit te investeren in sectoren waar vergroening en groei samen kunnen gaan. Die zijn nochtans cruciaal voor duurzame ontwikkeling. In Vlaanderen staan milieuvervuilende en CO2-intensieve activiteiten blijkbaar nog steeds symbool voor de economie van de toekomst en vrij ondernemerschap.

Rond vergroening zien we vooral lippendienst: ‘kernversterking’ en ‘leefbare kernen’ uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, de doelstellingen rond open ruimte, natuur en bossen, een ‘groen en dynamisch stedengewest’, een ‘winkelbeleid’ in de stadkern, ‘slimme logistiek met toegevoegde waarde’, ‘transitiedenken’, de ‘Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling’…. Op het terrein schort het aan een consequente implementatie van die principes.

Deze ploeg heeft geen samenhangende, gedragen beleidsvisie voor een duurzaam Vlaanderen. Nochtans is dit een ‘conditio sin qua non’ voor duurzame ontwikkeling. In deze ploeg heeft elke excellentie zijn speeltuin gekregen, die bij sommigen al beter onderhouden wordt dan bij anderen. De interne staatshervorming, het innovatiebeleid, het nieuw industrieel beleid,… werden netjes verdeeld onder de excellenties. We missen trouwens meer dan ooit de rol van een milieuminister als de aanjager van milieubekommernissen in de andere domeinen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, ondersteuning aan bedrijven,…

Door een gebrek aan samenhang komen we bijzonder veel contradicties tegen in het beleid. De regering gaat regelmatig in tegen haar eigen plannen en maakt soms tegenstrijdige beleidskeuzes die niet tegelijk gerealiseerd kunnen worden. Voorbeelden zijn de ondersteuning voor verbranding van afval en tegelijk streven naar meer recyclage, 30% CO2-reductie willen verwezenlijken en tegelijk een megashoppingcenter toelaten, kernversterkend willen werken en tegelijk open ruimte volbouwen.

Deze regering toont geen ‘sense of urgency’. Het lijkt wel alsof ze zich wat de milieuproblematiek betreft op een andere planeet bevindt. De NOx-uitstoot piekt in de Brusselse regio, maar de regering gaat rustig door met het vergunnen van een megawinkelcentrum aan de rand van Brussel.
Klimaatopwarming neemt alarmerende proporties aan, maar de minister verpinkt niet en denkt dit te kunnen oplossen met de aankoop van hete lucht in het buitenland.
Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege (CD&V) beslist terecht tot een 30% C02-reductie, maar het wordt onder de mat geschoven, alsof men beschaamd is voor deze doelstelling. Onze wegen slibben dicht, maar de regering blijft onverstoord kiezen voor Vlaanderen als een logistieke draaischijf. En niemand in deze Vlaamse regering neemt de verantwoordelijkheid over de steeds urgentere milieuproblemen. Niemand trekt de kaart van kwalitatieve groene groei.

Als deze Vlaamse regering niet dringend een andere oriëntatie vindt, schuift ze de hete aardappel gewoon door en zet ze haar opvolgers op een moeilijk wendbaar schip richting onduurzame Europese topregio. 

Klimaatbeleid Luchtkwaliteit