Bioveiligheidsraad negatief over proef met genetisch gemanipuleerde maïs

De geplande veldproef met maïs waarvan de groei-eigenschappen genetisch gewijzigd werden, krijgt de wind van voor. Uit het verplicht advies van de Bioveiligheidsraad blijkt dat een degelijke risicoanalyse van de milieu- en gezondheidseffecten zeer moeilijk is waardoor de raad niet in staat is om een unaniem advies af te leveren. Bovendien rijzen er ernstige twijfels over de wetenschappelijke en maatschappelijke meerwaarde van de proef. Milieu- en landbouworganisaties vragen dan ook dat de ministers Wathelet en Onkelinx geen toelating verlenen om de proef uit te voeren.

De veldproef met genetisch gewijzigde maïs die het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) in Wetteren wil uitvoeren, dient naar eigen zeggen om na te gaan of de planten ook in een realistische landbouwomgeving langer worden dan hun natuurlijke evenknie, en of hierdoor meer planten per hectare geteeld kunnen worden. Dit zou volgens VIB interessant zijn om de opbrengst van energiemaïs te verhogen.

Vooraleer een veldproef met genetisch gewijzigde organismen uitgevoerd mag worden, moet de Bioveiligheidsraad de risico’s voor mens en milieu ervan inschatten. Deze risicoanalyse stelt de federale ministers voor Leefmilieu en Volksgezondheid vervolgens in staat om de proef al dan niet toe te laten, gebaseerd op een afweging van de maatschappelijke en wetenschappelijke voordelen tegen de risico’s van het introduceren van GGO’s in het milieu. Het voorzorgsprincipe is hierbij de cruciale toetssteen.

Raad verdeeld over bioveiligheid

Tijdens de openbare consultatie bleek echter al dat het aanvraagdossier te weinig cruciale informatie bevatte om de effecten van de genetisch gewijzigde maïs op mens en milieu goed te kunnen inschatten. Zo werd niet onderzocht wat de gevolgen zijn wanneer de gewijzigde genen uit de GG-maïs in andere organismen terecht zouden komen. Ook de invloed van het gemanipuleerde groeiproces op andere processen binnen de maïsplant is onbekend. De Bioveiligheidsraad vraagt dan ook dat dit eerst uitgeklaard wordt vooraleer de proef uitgevoerd mag worden.

De Bioveiligheidsraad is het duidelijk niet eens geraakt over de risico’s die met deze proef gepaard gaan, aangezien de conclusie te kennen geeft dat maar liefst vier leden van de raad vinden dat het dossier niet toelaat om de risico’s voor mens en milieu correct in te schatten.

Geen maatschappelijke of wetenschappelijke relevantie

Het meest opvallende aan het advies van de Bioveiligheidsraad is de unanieme conclusie dat de veldproef in kwestie geen maatschappelijke of wetenschappelijke meerwaarde heeft. Op landbouwkundig vlak is het al op voorhand duidelijk dat de GG-maïs geen kans op slagen heeft. De langere planten zijn gevoeliger voor windschade dan natuurlijke variëteiten, zeker bij een hoge plantdensiteit. Agronomen stellen daarnaast dat de afstand tussen planten verkleinen enkel zinvol is als de planten kleiner zijn, en dus niet groter zoals bij deze GG-maïs. Bovendien is de maïs-variëteit die het VIB heeft gemanipuleerd niet aangepast aan ons klimaat, en dus niet in staat om hier goed te groeien.

Ook op wetenschappelijk vlak kan de raad geen verantwoordde meerwaarde vinden in het dossier. Ze komt tot de vaststelling dat de proef tot doel heeft een demonstratie te geven van de gentechnologie. Het gaat dus met andere woorden niet om een onderzoeksproef. De enige wetenschappelijke motivatie die overblijft, is de stelling dat wetenschappelijke vakbladen een veldproef eisen om onderzoekresultaten te publiceren. Dit kan dan wel een probleem zijn voor de onderzoekers in kwestie, vanuit maatschappelijk oogpunt zijn er toch belangrijker criteria om de introductie van genetisch gewijzigde organismen in het leefmilieu toe te laten.

Een demonstratieproef hoort de laatste stap te zijn in een onderzoektraject met oog op de commercialisering van een nieuw product of nieuwe technologie. Als dan blijkt dat de GG-maïs in kwestie niet geschikt is om commercieel toe te passen, en dat de risico’s voor mens en milieu onvoldoende gekend zijn, is het volgens het voorzorgsprincipe niet verantwoord om zulke proef toe te laten.

Bond Beter Leefmilieu vraagt dan ook aan ministers Wathelet en Onkelinx om de toelating voor de proef te weigeren. Ook minister van Leefmilieu Joke Schauvliege kan een belangrijk maatschappelijk signaal geven door een negatief advies te bezorgen aan haar federale collega.

Landbouw