Een groene economie

“We brengen een groene economie tot stand, dit wil zeggen een economie die meer en meer materiaalkringlopen (cradle-to-cradle) en energiekringlopen (hernieuwbare energie) sluit waardoor de milieudruk afneemt.”

Er is de voorbije 5 jaar veel veranderd. Vijf jaar terug werd ‘groen’ als een scheldwoord beschouwd. Bij zijn aanstelling vergat Kris Peeters zelfs dat hij ‘leefmilieu’ onder zijn bevoegdheden had. En Yves Leterme ging er op een publieke bijeenkomst van de Boerenbond prat op dat het nu wel voor een tijdje genoeg was met het milieubeleid.

Zo niet in het jaar 2009. Vandaag zit de groene economie in de vezels van het regeerakkoord. Een aanwijzing? In het akkoord komt de term ‘Groene economie’ (of vergroening van de economie) elf maal voor. De term groene energie zeven maal. En daarnaast gaat het over groene investeringen, groene technologie, groen vervoer enz. We konden het niet laten, en hebben er het regeerakkoord van 2004 even op nagetrokken. Het woord ‘groen’ kwam in heel het document 6 maal voor. Nu dertig maal. We hebben ook de term ‘duurzaam’ even nagetrokken: 6 maal in 2004, 46 maal in 2009. Zou er iets in de geesten in beweging gekomen zijn?

Het is dus menens: de nieuwe Vlaamse regering wil werk maken van een vergroening van de economie. Met oog voor materiaalkringlopen en energiekringlopen. Het had niet misstaan ook oog te hebben voor de ‘omgevingskringloop’, waarbij water, lucht, bodem en ruimte op een zuinige en duurzame wijze worden gebruikt. Maar daar komen we later op terug.

Hoe wil de ploeg van Kris Peeters de zaak aanpakken? Twee instrumenten staan voorop: meer gerichte ecologiepremies en ‘groene fiscale instrumenten’. Let op! Fiscaliteit is in de eerste plaats een federale materie. Benieuwd hoe de Vlaamse regering dat ziet. Dat komen we hier echter (nog) niet te weten. Maar Peeters heeft nog ideeën: een Groen Investeringsfond dat leningen toestaat aan bedrijven om hun eigen energie- of materialenefficiëntie te verhogen.  Als laatste instrument worden de ‘economische instrumenten’ aangehaald, die reeds enkele jaren door de Oeso worden aangeraden, zeg maar: het internaliseren van de externe (milieu)kost. Dat laatste zullen we met enige argwaan volgen. Het is immers net op dat punt dat de vorige Vlaamse regering telkens weer de mist in ging.

En toch …

Laat ons duidelijk zijn: wat hierboven staat juichen wij toe. Van harte. Maar er is en blijft een fundamenteel probleem. Uit niets blijkt dat de regeringspartners hebben begrepen dat er zich een diepgaande industriële transitie opdringt. Europa moet binnen goed 10 jaar minstens 30% minder CO2 uitstoten, en tegen 2050 minstens 90% minder. Daarvoor is een fundamentele hervorming van ons energiegebruik en de productie van energie nodig. Dat vergt niet enkel een ‘Groen Investeringsfonds’, maar een volledig transitiemanagement. Het woord ‘transitie’ komt in de tekst één maal voor. Eén maal! In de tekst vinden we niet welke visie de  nieuwe Vlaams regering heeft op de industriële toekomst van Vlaanderen. En dat is zorgwekkend. Want zonder transitie van de bestaande industrie naar nieuwe, groene, productie, dreigt ons industrieel weefsel weg te deemsteren. 

Er mag dus, wat ons betreft, nog een extra hoofdstuk aan het regeerakkoord worden gebreid.

De nieuwe regering moet een analyse maken van waar groeikansen liggen en mag de vraag welke activiteiten nog weinig toekomst hebben, niet uit de weg gaan. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Enerzijds zullen nieuwe sectoren tot ontwikkeling moeten komen. Andere sectoren zullen moeten worden begeleid in hun ombouw of hun afbouw. Vooral dat laatste zal moeilijk liggen. Maar wie zijn oor te luisteren legt bij de zware industrie of bij de vakbonden, weet dat er daar wel wordt nagedacht. En dan is het tijd voor een transitieplan waarin alle elementen aaneen worden gekoppeld: grootschalige investeringssteun, onder meer via het aankoopbeleid van de overheid; begeleiding, opleiding en vorming van werknemers in oude en nieuwe sectoren; toegepast wetenschappelijk onderzoek en spin-offs, gecombineerd met kennisplatformen met industrie, wetenschap en maatschappelijke organisaties; sturend beleidskader, met economische instrumenten en productnormen; ondersteunend en gecoördineerd infrastructuurbeleid voor energie en transport.

Sommige van die elementen zitten gedeeltelijk in het regeerakkoord. Het extra hoofdstuk moet dus niet lang zijn. Maar als het er niet komt, zal de vergroening van de economie maar half zijn.