Europa stelt biobrandstoffenbeleid bij

Europa ziet geen heil meer in biobrandstoffen van de eerste generatie. Deze energiegewassen, zoals maïs en suikerriet, verdringen voedselgewassen van landbouwgrond. Boeren moeten voor het kweken van voedsel op zoek naar nieuw land, en daarvoor kappen ze vaak (regen)woud.

Deze veranderingen in landgebruik (ILUC) leiden tot méér in plaats van minder CO2-uitstoot. De milieucommissie van het Europees Parlement bereikte dinsdag 14 april een akkoord met Europese ministers om het aandeel van biobrandstoffen van de eerste generatie te beperken tot 7%. Hiermee komt een einde aan een jarenlange discussie.

Afgezwakt akkoord

Het bereikte akkoord is een sterk afgezwakte versie van wat het Europees Parlement voor ogen had. De Europarlementariërs van de milieucommissie wilden immers striktere beperkingen voor het gebruik van biomassa. Zo laat het plafond van 7% nog ruimte om het gebruik van energiegewassen voor biobrandstoffen (vandaag ongeveer 5%) te laten groeien. Bovendien moet de Europese Commissie de effecten van indirect landgebruik enkel monitoren. De lidstaten hoeven de ILUC-effecten, die een aanzienlijke negatieve impact kunnen hebben op de CO2-uitstoot, niet expliciet in rekening brengen.

Toch is dit akkoord een significante stap. Het maakt duidelijk dat Europa geen toekomst meer ziet voor de eerste generatie biobrandstoffen.Naar verwachting zal het voltallig Europees Parlement eind april zijn goedkeuring geven aan het akkoord van de milieucommissie. Na instemming van de Europese ministers kort daarna, kan dit akkoord in wetgeving gegoten worden.

Windenergie