Europa stevent af op extreem lakse energiecriteria voor afvalverbrandingssector

De Europese kaderrichtlijn afvalstoffen heeft enerzijds een bemoedigende richting uitg estippeld voor Europese afvalbeleid op lange termijn, maar blonk anderzijds ook uit in de vaagheid waarmee een aantal zaken werden afgehandeld.

In gesloten technische comités worden deze openstaande punten dan verder uitgewerkt. In praktijk kan het resultaat van dergelijke discussies een wereld van verschil betekenen over waar de kaderrichtlijn nu eigenlijk voor staat.

Een voorbeeld van deze aanpak is de concrete invulling van de definitie van het begrip energie-efficiëntie van een afvaloven. De energie-efficiëntie van een afvaloven bepaalt namelijk of de installatie als “verwijdering” (D10) van afvalstoffen, dan wel als “nuttige toepassing” (R1) van afval wordt aanzien. Een betere energie-efficiëntie krijgt het label van R1, terwijl een installatie die niet of maar in beperkte mate energie puurt uit het verbranden van afval, het label D10 krijgt. Nu heeft Europa bepaald dat installaties met een D10-label, geen buitenlands afval mogen verbranden. R1-installaties daarentegen, mogen dat wel. Dit label bepaalt dus of een afvaloven op een Europese markt mag functioneren of niet. De belangen voor de afvalverbrandingssector zijn dus heel groot.

Tot niemands verbazing blijkt nu dat de lidstaten via comitologie bijzonder lakse definities van R1 aan het uitwerken zijn. Dit zou dus betekenen dat de meeste installaties het R1 label zouden krijgen. Hier wordt vooral hard gelobbyd door die lidstaten die aankijken tegen een overcapaciteit aan afvalverbrandingsovens zoals bijvoorbeeld onze buurlanden Duitsland en Nederland. Het aantrekken van buitenlands afval is namelijk de enige manier om hun afvalverbrandingssector economisch overeind te houden. De R1-lat laag leggen, betekent in praktijk dat Belgisch afval vlotter verbrand zou kunnen worden bij onze buren, ook al zou dat energetisch gezien weinig zinvol kunnen zijn. Omgekeerd zou ook kunnen, maar gezien de reeds bestaande overcapaciteit in de buurlanden, liggen de verbrandingsprijzen er lager dan in België, wat dit scenario minder waarschijnlijk maakt. Ironisch genoeg zijn het net leden van de sector die van “waste to energy” het nieuwe credo heeft gemaakt, die nu keihard lobbyen om net zo laks mogelijke energie-efficiëntie definities te bekomen.

Minstens even verontrustend is de beslissing om de rookgasreiniging van een afvaloven in rekening te nemen bij het bepalen van de energie-efficiëntie van de installatie. Dit zal bedrijven aanzetten om zo weinig mogelijk energie te gebruiken voor de rookgasreiniging, daar het leidt tot een lagere berekende energie-efficiëntie van het geheel. Wat op zijn beurt betekent dat minder effectieve rookgasreinigingssystemen zullen gehanteerd worden. Meer energie, maar ten koste van de volksgezondheid en luchtkwaliteit. De OVAM zou, op Europees niveau, proberen om dit te vermijden, maar zou in de minderheid staan.

Afvalbeleid