Geen blanco cheques voor vervuilers

De klimaatuitdaging biedt de Vlaamse industrie heel wat groeikansen. Verschillende technologieën die de CO2-uitstoot van de industrie drastisch verlagen zijn gekend, maar nog niet marktrijp. Daarom zijn grote investeringen nodig met een nog groter rendement. Om die methoden zo snel mogelijk te standaardiseren, is ondersteuning nodig over de hele innovatiecyclus: onderzoek, ontwikkeling, demonstratie en marktontplooiing. Daarvoor zijn middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar die de overheid nu gebruikt om de grootste vervuilers te subsidiëren.

De onderneming die als eerste klimaatneutrale productiemethoden kan vermarkten is de wereldconcurrentie te snel af en geniet een zogenaamd ‘first mover advantage’. Laten we het voorbeeld nemen van staal. Een Oostenrijks bedrijf opende afgelopen week in Texas een fabriek waar staal kan worden geproduceerd op basis van waterstof. Nu gebeurt dat nog op basis van cokes waarbij veel CO2 vrijkomt. Met deze investering speelt het Oostenrijks bedrijf in op de wereldwijde vraag naar CO2-arme productiemethoden voor staal. Die vraag zal gezien de dreigende klimaatopwarming alleen maar stijgen.

Ook voor onze industrie zijn hier kansen weggelegd. Onderzoek van Climact, het Federaal Planbureau en Oxford Economics concludeerde recent dat de uitstoot in België terugdringen met 46 procent tegen 2030 onze industrie een serieus competitief voordeel geeft en de economie met 2 procent sneller doet groeien.

De Vlaamse overheid kan investeringssteun voorzien met de recent vrijgekomen klimaatmiddelen. Het Vlaams Klimaatfonds ontving extra inkomsten nadat de impasse in het ‘burden sharing’-dossier werd doorbroken. Maar er wordt jaarlijks 50 miljoen euro uit dat fonds gebruikt om de grootste vervuilers te sponsoren (DS 31 oktober) .

Deze compensatie vloeit voort uit Europese regelgeving. Die laat een uitzondering toe op het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dit systeem zou enkel gelden voor bedrijven die een concurrentieel nadeel ondervinden aan het Europees emissiehandelssysteem. Maar door achterkamerpolitiek vallen ongeveer alle industriële ondernemingen in Europa onder de uitzonderingsregeling. Ze mogen gratis vervuilen en krijgen daarenboven de CO2-kost in de elektriciteitsprijs terugbetaald.

De terugbetaling van de CO2-kosten in de elektriciteitsprijs, de zogenaamde ‘energiesteun’ is een zware oversubsidiëring. Er wordt maar liefst vier keer meer terugbetaald dan de werkelijke kost. Dat bevestigde de VRT al in april 2014.

Gezien de nood aan investeringssteun voor de ontwikkeling van klimaatneutrale productiemethoden, kunnen deze miljoenen veel beter gebruikt worden. Concrete projecten zoals energierenovatie of de productie van staal op basis van waterstof leveren wel een positief effect op de broeikasgasemissies en de concurrentiepositie.

De meeste andere Europese landen gebruiken het klimaatgeld daarvoor. De toekomstgerichte spelers bij de 104 ondernemingen die nu ‘energiesteun’ krijgen, leveren trouwens producten voor de koolstofarme economie zoals isolatie of nieuwe materialen. Ze hoeven dus niet te verliezen bij een betere bestemming van de middelen uit het Vlaams Klimaatfonds.

Dit opiniestuk verscheen op 2 november in De Standaard.

Klimaatbeleid

Meer over Klimaatbeleid