Groenestroomcertificaten voor … aardolie!

Tijdens haar laatste ministerraad van 5 juni besliste de Vlaamse Regering in alle stilte dat de manier van het berekenen van groene stroomcertificaten bij verbranding van biomassa in afvalverbrandingsinstallaties gewijzigd zal worden. De nieuwe regeling zorgt er voor dat er meer dan 2,5 miljoen euro extra naar de afvalverbrandingsector zal vloeien (waarvan ongeveer 2/3e in handen van de intercommunales, zeg maar de gemeenten). Als kers op de taart kan de Vlaamse regering een kleine stijging in de productie van de groene stroom in Vlaanderen rapporteren. Uiteraard zonder dat er in praktijk iets wijzigt. Alle beetjes helpen.

Traditioneel zijn het OVAM en VREG (de regulator van de energiemarkt) die belast zijn met deze berekeningen. Beide organisaties hanteren daarbij dezelfde methode. Maar nu besliste de Vlaamse regering de OVAM van deze taak te ‘ontlasten’. Voortaan zal VITO deze rol opnemen. VITO hanteert een andere meetmethode dan OVAM en VREG. Vreemd genoeg geldt deze taakverschuiving (en dus wijziging van de formule) enkel bij de berekening van het aandeel groene stroom bij de restafval fractie van het huishoudelijk afval. De oude werkwijze blijft bv. behouden voor het bepalen van de hoeveelheid groene stroom die geproduceerd wordt bij het bijstoken van biomassa in steenkoolcentrales

Door zo te handelen wekt de Vlaamse regering op zijn minst de indruk nog snelsnel de gemeentelijke kassa’s te willen spijzen.

Wat is nu zo vreemd aan deze nieuwe berekeningswijze?  Keukenafval bestaat voor minstens 65% uit water dat eerst moet kunnen verdampen, voor het eigenlijke organische droge gedeelte kan worden verbrand en energie oplevert. De nieuwe berekeningswijze staat toe dat energie voor de waterverdamping gedeeltelijk van de verbrande kunststoffractie uit het restafval te halen. De energie die dan vrijkomt bij de eigenlijke verbranding van het gedroogde keukenafval kan dan volledig in rekening worden genomen bij de berekening van de groene stroomcertificaten. Het  komt er dus op neer dat groenestroomcertificaten worden toegekend aan energie die  afkomstig is van kunststoffen. Als je dan weet dat die kunststoffen grotendeels uit oliederivaten komen …

 

Terzijde van deze discussie lijkt het nogal bizar dat de overheid die enerzijds recyclage stimuleert, er anderzijds geen probleem mee heeft om de verbranding van recycleerbare fracties financieel te ondersteunen. Een tweede vaststelling is dat er met deze bijkomende groene stroomcertificaten geen gram CO2 wordt bespaard. Het milieuvoordeel is dus nul.

Kortom: het financieel probleem van de gemeenten wordt beantwoord met het opwaarderen van aardolie tot ‘groene stroom’. Goed bestuur, zegt u?

Groene warmte Desinvestering uit fossiele energie