Industrie wil steun groene stroom hervormen

Febeliec, de federatie van grote energie-intensieve bedrijven, lanceerde zopas een voorstel om het systeem van groenestroomcertificaten te herzien. Febeliec heeft een dubbel doel: meer groene stroom realiseren met dezelfde middelen, en toch de kosten voor haar leden dempen. Bond Beter Leefmilieu ziet belangrijke voordelen in het voorstel van Febeliec, maar denkt dat het maar kan functioneren als aan enkele randvoorwaarden is voldaan.

De grote energie-intensieve bedrijven wijzen er al een tijdje op dat de steun voor groene stroom hun elektriciteitsfactuur de hoogte in jaagt. Ze zijn wel voor hernieuwbare energie, maar deze mag hen geen concurrentieel nadeel bezorgen op de internationale markt. Daarom stellen ze nu een nieuw systeem van groenestroomsteun voor, dat als belangrijkste doelstelling heeft de financiële middelen die naar groene stroom gaan, efficiënter in te zetten.

Het voorstel van Febeliec, uitgewerkt met steun van Essenscia en Agoria, staat hier  te lezen in algemene termen. Een meer gedetailleerde versie doet de ronde, maar is niet beschikbaar op het internet.

Momenteel hebben we een systeem van verhandelbare groenestroomcertificaten. Alle groenestroomproductie krijgt daarmee ongeveer dezelfde waarde, namelijk de marktprijs van de certificaten. De afgelopen jaren is die stabiel op ongeveer 110 euro/MWh. Een uitzondering: de elektriciteit uit zonnepanelen, die meer steun krijgt.

Het gevolg van het huidige systeem is dat de goedkoopste vormen van groenestroomproductie het meest winst opleveren. En dat zijn niet noodzakelijk de meest milieuvriendelijke toepassingen. Integendeel: zoals we al regelmatig berichtten (link naar dossier bijstook), is het net de meest te mijden vorm van productie, die meest groenestroomcertificaten oplevert: bijstook van biomassa in steenkoolcentrales, en afvalverbranding. Bovendien blijken heel wat elektriciteitleveranciers zich niks aan te trekken van de reële kostprijs van de groene stroom. Ze rekenen gewoon de boeteprijs door in hun tarieven.

Dat leidt tot een scheeftrekking op de markt en tot veel “groene windfall profits” voor Electrabel. Dat is een doorn in het oog van de consumenten, grote en kleine. Ook de Vlaamse regering heeft op het eind van de vorige legislatuur een mouw proberen passen aan het systeem van  groenestroomcertificaten. Stappen in de goede richting, maar het basisprobleem raakte er niet mee opgelost.

Febeliec stelt nu voor om te stoppen met het verhandelen van certificaten en over te stappen naar een soort directe steun aan de producenten van groene stroom. Iedere hernieuwbare technologie krijgt specifiek de steun die ze nodig heeft.

Het idee van Febeliec is fundamenteel positief. Positief is alvast dat de overdreven hoge steun voor bijstook van biomassa in steenkoolcentrales en voor afvalverbranding weg zou vallen. Daardoor verliest die oneigenlijke vorm van hernieuwbare energieproductie haar concurrentievoordeel, ten voordele van andere, betere hernieuwbare energieproductie.

Ook zorgt het voorstel voor een  meer voorspelbaar en stabiel inkomen voor de groene stroomproducenten. De steun zou ook beperkt worden in de tijd. Zo vermijd je dat afgeschreven installaties door hun goedkope productie, nieuwe projecten uit de markt houden.

Febeliec denkt met dit alles een kostenbesparing van ongeveer een kwart te kunnen realiseren.

Toch moeten we zeker niet zomaar op de Febeliec-trein te springen. Voor we een systeem veranderen, moeten we zeker zijn dat het alternatief werkt. En dat zal afhangen van het naleven van enkele stringente randvoorwaarden.

Zo lijkt het ons dat het systeem staat of valt met de goede wil van de elektriciteitleveranciers. Vandaag wordt te veel doorgerekend en kunnen de leveranciers zich dat permitteren omdat de markt niet goed werkt. Er is geen garantie dat zelfs wanneer de kost voor hernieuwbare energiesteun wegvalt bij leveranciers, en bij de netbeheerders terecht komt, de leveranciers minder zouden doorrekenen. Daarvoor moet de markt eerst beter gaan functioneren. Het quasi-monopolie van GDF-EDF-Suez op de Belgische markt moet doorbroken worden. De milieubeweging, de vakbonden en bedrijven ijveren daar al jaren voor, onder meer in de federale regulator, de Creg. Maar voorlopig blijft het bij eerder beperkte ingrepen. Bovendien staat de belangrijkste maatregel die men kan nemen om nieuwkomers toe te laten op de markt – de uitvoering van de wettelijk voorziene geleidelijke kernuitstap – onder zware politieke druk.

Er is nog een tweede – zo mogelijk nog belangrijker - opmerking: het blijft natuurlijk wel de bedoeling om zoveel mogelijk hernieuwbare energie op te wekken in België zelf. Dat is niet alleen belangrijk voor het klimaat, maar ook voor de werkgelegenheid, de luchtkwaliteit en de energiezekerheid. Bovendien is 2020 verre van een eindpunt, nadien zullen verdere stappen naar een volledige energieproductie met hernieuwbare bronnen nodig zijn.

Febeliec stelt voor om gebruik te maken van buitenlandse projecten voor dat deel van de 2020 doelstelling dat niet sociaal-economisch aanvaardbaar is. Dit is uiteraard een belangrijke randvoorwaarde, die voor veel discussie vatbaar is. Waar ligt de grens? Op de 12,3% die het Federaal Planbureau becijferde?

Het lijkt ons veel rationeler om ellenlange criteriadiscussies te vermijden. Het meest concrete ‘buitenlandse’ project dat van direct belang is voor België, is de ontwikkeling van het windpark in de volle Noordzee, dezer dagen beter bekend als ‘de Noordzeering’. Als België of Vlaanderen mee wil investeren in buitenlandse projecten, of internationale samenwerking, dan moet het daarover gaan.

Als deze randvoorwaarden zijn opgelost, denken wij dat het Febeliec-voorstel een stap vooruit zou kunnen betekenen.

Groene warmte