Investeren in recycleren of verbranden

Zoals reeds eerder aangegeven, dringt de beleidskeuze tussen meer verbranden of een duurzaam materialenbeheer zich op. Een teveel aan afvalverbrandingscapaciteit ondermijnt namelijk de recyclage industrie: afval dat verbrand wordt, kan niet nog eens gerecycleerd worden. Daarenboven wordt afvalverbranding gesubsidieerd door middel van betaling van groenestroomcertificaten, terwijl recyclage zelfbedruipend moet zijn.

Dit is geen theoretisch of politiek verhaal, maar een economische realiteit. Zo kennen wij alvast- een afvalverwerkend bedrijf dat onder andere bedrijfsafval, gelijkgesteld aan huishoudelijk afval, verregaand sorteert voor recyclage. Vertrekkende van de gemengde “restafval” stroom wordt nog minstens 35% voor recyclage gesorteerd. De restfractie na sorteren wordt nog steeds verbrand. Het proces is dus geen sluitende recyclagestap, maar het vermindert wel drastisch de nog te verbranden hoeveelheid afval. Het bedrijf wil bijkomende investeringen op het vlak van sorteertechnologie uitvoeren, om nog hogere sorteerpercentages te bekomen maar plaatste deze in de ijskast omwille van de marktverstorende verbrandingssubsidies en de beleidsonzekerheid rond bijkomende verbrandingscapaciteit. In een scenario van een dreigende overcapaciteit aan afvalverbranding zal afval door de lagere verbrandingsprijzen aangezogen worden door de ovens, en zo uit het recyclagecircuit verdwijnen.

De keuze van recycleren of verbranden komt zo wel heel dichtbij. Het kan echt niet dat er zowel een overcapaciteit aan afvalverbranding dreigt en dat verbranding daarenboven nog eens gesubsidieerd wordt. De minister en de OVAM moeten dringend   beslissen of duurzaam materialenbeheer enkel voor de theoretici is of indien dit ook werkelijk in de praktijk zal toegepast worden.

Tegen dergelijke achtergrond is het cruciaal dat de overheid ervoor zorgt dat er niet te veel afvalverbrandingsovens gebouwd worden.

Verbrandingsovens