Investeren in schone lucht

Industrielanden kunnen ontwikkelingslanden betalen om projecten uit te voeren die de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Zo moeten de industrielanden hun eigen uitstoot niet verder beperken. Deze week publiceerde VODO in samenwerking met 11.11.11 een kritisch rapport over deze investeringen in schone lucht. “CDM, schoon genoeg?”, neemt het Vlaams en federaal gebruik van het Clean Development Mechanism (CDM) onder de loep. Terwijl de federale overheid nog het beste tracht te maken van een mechanisme met grote tekortkomingen, opteert de Vlaamse overheid voor een laks en weinig transparant gebruik ervan, concluderen de Noord-Zuidorganisaties.  

De uitstoot van broeikasgassen moet naar beneden. Laten we die vervuiling terugbrengen daar waar we dat het goedkoopst kunnen doen. Door het laaghangend fruit te plukken, houden we het uitgespaarde geld over voor andere leuke dingen. Dat is een notendop de ‘economische logica’ die schuil gaat achter het CDM mechanisme.

Het succes van dat mechanisme hangt af van twee voorwaarden: de deelnemende projecten moeten bijdragen aan duurzame ontwikkeling in de ontwikkelingslanden en de projecten moeten zorgen voor echte uitstootreducties die er zonder CDM-steun niet zouden zijn. Het rapport van VODO documenteert uitvoerig hoe er onvoldoende garanties zijn dat de projecten in de praktijk aan beide voorwaarden voldoen.

Chinese stuwdammen die er al staan vooraleer ze CDM investeringssteun aanvragen, illustreren dat reducties waarvoor industrielanden betalen vaak niet additioneel zijn. Ook zonder het CDM geld zou het project van de grond komen. Gevolg: industrielanden recupereren uitstootreducties die hoe dan ook zouden gebeuren via het CDM om zelf meer te kunnen uitstoten. Maar de problemen beperken zich daar niet toe.

Heel wat partijen hebben er een (financieel) belang bij als ze meer CO2-besparingen kunnen verhandelen dan ze effectief bespaarden. Dat is voordelig voor de projectuitvoerder en het ontwikkelingsland tot de controlerende expert en zelfs voor de landen die investeren in de schone ontwikkeling.

 

België doet voor ongeveer 40% van de uitstootbeperking die we volgens het Protocol van Kyoto moeten realiseren, beroep op flexibele mechanismen zoals het CDM. Om op het spoor te komen van verantwoorde CDM projecten doet de federale overheid extra moeite door advies in te winnen bij vakbonden en ngo’s, zwarte lijsten aan te leggen en duurzaamheidsanalyses uit te voeren.

De Vlaamse overheid gaat een stuk lakser om met haar investeringen in CDM. In de praktijk investeren beide overheden voornamelijk in hernieuwbare energie in landen zoals China en India. De Vlaamse overheid zet wel opmerkelijk minder in op energie-efficiëntie dan de federale.

De ontwikkelingsorganisaties vinden het CDM geen goede motor voor duurzame ontwikkeling. Ze pleiten voor een fundamentele hervorming, als het mechanisme na 2012 nog een rol krijgt toebedeeld. Industrielanden moeten vooral zelf hun reducties realiseren.

Als er geopteerd wordt voor flexibele mechanismen, zijn er geloofwaardige garanties voor de additionaliteit van de reducties en de duurzaamheid van de projecten binnen het CDM nodig, zeggen de auteurs van het rapport.

Om ongeveer alle uitstoot van broeikasgassen op een relatief korte periode te stoppen (80-95% reductie tegen 2050), is er een gigantisch investeringsprogramma nodig. Het idee om met een marktmechanisme elders naar laaghangend fruit op zoek te gaan, werkt niet als al het fruit geplukt moet worden.

Ook Vlaanderen zal nog inspanningen moeten leveren. Door het uitblijven van een deftig Vlaams klimaatbeleid, zullen we 18,9 miljoen in plaats van de ingeschatte 6 miljoen emissiekredieten moeten aankopen in het buitenland. Het geld dat we hieraan uitgeven, zouden we veel beter investeren in daadwerkelijke reducties van broeikasgassen, in eigen land in plaats van die opdracht voor ons uit te schuiven. De resultaten ervan zijn onmiddellijk zichtbaar, de economie en werkgelegenheid komen er versterkt uit.

Luchtkwaliteit