It’s the recycling, stupid!

Zo eenvoudig zou de voormalige Amerikaanse president Clinton de recente studie der studies over afvalverwerkingopties hebben kunnen samenvatten. WRAP (Waste & Resources Action Programme), of de Engelse OVAM, onderzocht voor de tweede keer zo’n 200 levenscyclusanalyses (LCA’s), die sinds 2006 wereldwijd werden gepubliceerd en o.a. voldeden aan de relevante ISO-normen. 

De conclusies zijn voor de tweede maal overduidelijk: recyclage is in de overgrote meerderheid van de gevallen de te verkiezen optie. Vooral naarmate de koolstofintensiteit van de gemiddelde energieproductie daalt, stijgt de voorkeur nog meer voor recyclage ten opzichte van verbranding.

De studie van WRAP is bijzonder interessant in het kader van gloednieuwe Europese kaderrichtlijn Afvalstoffen. Deze stelt dat de afvalbeheershiërarchie uit 5 trappen bestaat. In dalende prioriteit krijgen we afvalpreventie, voorbereiding tot hergebruik, recyclage, andere nuttige toepassingen zoals afvalverbranding met energierecuperatie, en als laagste prioriteit afvalverbranding zonder energierecuperatie of storten. Deze hiërarchie houdt dus in dat afvalstoffen slechts mogen verbrand worden (zelfs met energierecuperatie) indien bewezen is dat ze niet hergebruikt of gerecycleerd kunnen worden. Dit 'bewijs'  moet volgens de kaderrichtlijn op basis van levenscyclusdenken gebaseerd zijn. Wel wordt er niet precies uitgelegd wat men hiermee bedoeld. Deze onduidelijkheid is voor producenten en afvalverwerkers dus een achterpoort van jewelste om op basis van gemanipuleerde levenscyclusanalyses het eigen gelijk te halen en toch af te wijken van de hiërarchie (lees: verbranden in plaats van recycleren of hergebruiken).

Het rapport van WRAP legt ook enkele hiaten bloot. Zo wordt bevestigd dat composteren nog steeds maar beperkt op waarde kan geschat worden in LCA’s. De voordelen van compost zijn immers vaak moeilijk kwantificeerbaar (welke numerieke waarde geef je aan een gezonde bodemecologie?). Tevens zijn er te weinig studies die relatief nieuwe technologieën onderzoeken. Zo lijken pyrolyse van kunststofafval en anaerobe vergisting van GFT en biopolymeren interessant, maar is er te weinig data om dit te veralgemenen. LCA-studies hebben data nodig, en dit drijft de wetenschappers vaak naar de oude recepten van afvalbehandeling die massa’s data kunnen voortbrengen. Met als gevolg dat nieuwere technologieën soms onvoldoende bestudeerd worden. LCA’s dragen ook het gevaar dat gefocust wordt op enkele parameters zoals energie en klimaat, en dat andere parameters zoals waterverbruik, bodem, uitputting natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit soms uit de boot vallen. Er dient met andere woorden voorzichtig omgesprongen te worden met de balans tussen eenvoud en betaalbaarheid enerzijds en volledigheid en praktische relevantie anderzijds.

Toch zijn de conclusies van deze globale studie ondubbelzinnig: afwijkingen op de afvalbeheershiërarchie zijn de uitzondering op de regel.