De weg naar een duurzame trendbreuk voor het Europees landbouwbeleid, is nog lang. - © Max Saeling

Jumbotriloog over Europees landbouwbeleid

De weg naar een duurzame trendbreuk voor het Europees landbouwbeleid, is nog lang. - © Max Saeling

Het is D-day voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), deze week. Na diverse trilogen en supertrilogen vindt de  zogeheten ‘jumbotriloog’ plaats tussen de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europese Parlement. Wat ligt er op tafel? De besteding van 387 miljard euro, maar vooral ook de vraag of we met dit nieuwe GLB de ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal zullen halen.

Een tandeloos GLB?

Het is geen geheim dat trilogen doorgaans geen hefboom zijn voor ambitieuzer en progressiever beleid, en er wordt dan ook gevreesd dat dit overleg het originele voorstel van de Europese Commissie verder zal afzwakken. Het enthousiasme over de vooruitstrevende Farm to Fork-strategie en de Europese biodiversiteitsstrategie klinkt ondertussen als een vage echo uit een niet-zo-ver verleden. Voorlopig subsidieert het GLB vooral de meest winstgevende en vervuilende landbouwbedrijven en tegelijk zagen we sinds 2005 een derde van alle landbouwbedrijven verdwijnen.



De kans is groot dat deze “CAP Deal” als groen en vooruitstrevend bestempeld wordt, hoewel wat op de tafel ligt ontoereikend is op vlak van klimaat, biodiversiteit, vervuiling en voedselzekerheid. Toch moeten er nog enkele belangrijke beslissingen vallen over de groene architectuur van het GLB, die van belang kunnen zijn om het GLB alsnog enigszins in lijn te brengen met de Europese Green Deal.

Op de agenda?

Eén van de meest in het oog springende agendatopics is de (budgettering van) de ecoregelingen. Ecoregelingen vormen een menukaart aan duurzame toepassingen die gunstig zijn voor klimaat, milieu en biodiversiteit en die een landbouwer vrijwillig kan uitvoeren. De Europese Commissie wil meer geld uit de rechtstreekse betalingen van het GLB-budget koppelen aan deze ecoregelingen, maar er wordt nog getwist over hoe groot dat deel van de landbouwsubsidiepot mag zijn.



Ook twee (van de tien) ‘goede landbouw- en milieucondities’ (GLMCs) staan geagendeerd, meer bepaald nummer 8 en 9. Deze GLMCs zetten de norm wat betreft klimaat, water, bodem, land en biodiversiteit. Nummer 8 gaat over gewasdiversificatie; nummer 9 slaat op het onderhoud van al wat in landbouwtermen niet “productief” is, zoals een ban op hagen en bomen snoeien tijdens het broedseizoen. Dit zijn randvoorwaarden waaraan elke landbouwer dient te voldoen om steun te kunnen ontvangen. Het zijn passieve maatregelen: schadelijke activiteiten niét uitvoeren, staat centraal.



Een ander heikel punt is de sociale conditionaliteit. Het Europees parlement wil graag striktere arbeidsvoorwaarden koppelen aan de steun, maar de meeste lidstaten vinden dat dit een onderwerp is dat niet thuishoort in het kader van een Europees GLB.



Stuk voor stuk belangrijke beslissingen, die -in het slechtste geval- kunnen leiden tot een zwakker kader, waarin het een pak moeilijker wordt om de doelstellingen van de Europese Green Deal te halen op een sociaal verantwoorde manier.

Na de veggieburger is gelukkig ook de plantaardige zuivel gered van Kafkaiaanse toestanden.

Geen censuur op zuivel

Er is alvast één kogel door de kerk: over de benaming van plantaardige vleesvervangers en zuivel. Twee amendementen die voor zeer veel beroering zorgden. Twitter ontplofte met hashtags als #iamnotconfused en #stopveggieburban.

De benaming van plantaardige producten bleek een gevoeliger topic dan gedacht (bijna een half miljoen burgers tekenden de petitie) en in oktober 2020 werden Kafkaiaanse toestanden afgewend: vegetarische burgers mochten nog steeds burgers genoemd worden.

De zuivellobby bleek echter te sterk en het amendement dat gericht was op plantaardige zuivel werd in 2020 niet van tafel geveegd, waardoor de benaming van plantaardige zuivel een onzekere toekomst kreeg. Tot eerder deze week, wanneer het gezond verstand ook op dit amendement zegevierde.

Zonder een robuust en transparant kader dat lidstaten tot verantwoording kan roepen voor hun resultaten, riskeert het nieuwe GLB te vervallen in oude fouten.

Ambitie van de lidstaten bepalend

Eenmaal het Europese GLB geland zal zijn, is het aan de lidstaten om dat beleid te implementeren in hun nationale ‘strategische plannen’. De Europese Commissie wil graag meer verantwoordelijkheid leggen bij de lidstaten, zowel qua ontwerp, implementatie als evaluatie. 

Dat is een kans om flexibel met de wetgeving om te gaan, écht op de nationale noden in te spelen en zo te gaan voor resultaatgerichte plannen. Keerzijde is dat de verantwoordelijkheid ook echt bij de lidstaten ligt.

In het verleden bleek die vrijheid vaak een uitnodiging om creatief met de Europese doelstellingen om te springen en zo min mogelijk inspanningen te leveren. Zonder een robuust en transparant kader dat lidstaten tot verantwoording kan roepen voor hun resultaten m.b.t. ecologische doelstellingen, riskeert het nieuwe GLB bijgevolg te vervallen in oude fouten.



België zal als enige land met twee strategische GLB-plannen komen: één voor Wallonië en één voor Vlaanderen. Voor het Vlaamse plan zal gewerkt worden met 7 krachtlijnen, horizontaal geflankeerd met 3 begrippen: innovatie, samenwerking, focus op echte landbouwer. Deze krachtlijnen moeten, eenmaal het Europees GLB geland is, vertaald worden naar concrete maatregelen. Gezien de loodzware impact van de landbouw op onze milieukwaliteit, is het van cruciaal belang dat deze maatregelen op Vlaams niveau duurzaam en toekomstgericht geformuleerd worden.



Bijgevolg kijken we niet enkel uit naar de beslissingen die deze week vallen op Europees niveau, maar rekenen we ook op ambitieuze plannen op Vlaams en Waals niveau. 

Landbouw

Meer over Landbouw