Waterstof in flessen in de haven van Antwerpen

Foto screenshot VRT

Kan waterstof voor een groene industrie zorgen?

Waterstof in flessen in de haven van Antwerpen

Foto screenshot VRT

Vorige week kondigde een consortium van zeven grote bedrijven een onderzoek aan naar de economische en technische haalbaarheid van grootschalige productie, transport, maar ook import van groene waterstof. Knap dat deze bedrijven vooroplopen. Het is nu aan de Vlaamse overheid om de juiste krijtlijnen uit te tekenen en correcte stimuli te geven om deze nieuwe markt te laten groeien.

Waterstof in stroomversnelling

Je kan er niet naast kijken: waterstof is bijzonder hot de laatste tijd. In september kondigde de haven van Antwerpen een bestelling aan van de eerste sleepboot op waterstof. Fluxys en Colruyt willen dan weer de eerste waterstoffabriek van Vlaanderen bouwen, een elektrolyse-installatie van 12 tot 25 megawatt. En in Nederland maakte een consortium in maart al bekend te werken aan een elektrolyser van maar liefst 1 Gigawatt.

De Belgische coalitie die vorige week naar buiten trad, telt stevige kleppers: naast de havens van Antwerpen en Zeebrugge zetten ook netbeheerder Fluxys, energiebedrijf Engie, baggeraar Deme, rederij Exmar en kennisplatform WaterstofNet hun schouders onder het project. Het is de initiatiefnemers menens: het doel is om op termijn miljoenen tonnen waterstof te gebruiken als brandstof, als grondstof voor de industrie of om er opnieuw elektriciteit mee te maken. De partners geven ook aan zelf te willen investeren als het plan rendabel is.

Kleur bekennen

Alle technische en economische modellen tonen aan dat waterstof broodnodig zal zijn om moeilijke sectoren als industrie en ook scheepvaart en ander zwaar transport klimaatneutraal te krijgen tegen 2050. De energievraag van industrie zal ook in de toekomst zo groot blijven dat binnenlandse productie van elektriciteit of waterstof nooit zal volstaan. 

Hoe produceer je waterstof zonder CO2-uitstoot? Dat kan op twee manieren. ‘Blauwe’ waterstof wordt geproduceerd uit aardgas in combinatie met koolstofafvang en -berging (CCS) of -hergebruik (CCU). ‘Groene’ waterstof wordt geproduceerd uit water via elektrolyse met hernieuwbare elektriciteit. De productie van blauwe waterstof vertrekt van aardgas, dat in een kraker omgezet wordt in waterstof (H2) en CO2. Die CO2 moet ofwel geborgen worden (CCS), wat een kostelijke, tijdelijke en vooral nog onbewezen techniek is. Eens de lege gasbellen in de Noordzee weer vol CO2 gepompt zijn, is het gedaan. CCU betekent dat CO2 als grondstof dient, een veel betere aanpak. Maar ook hier staat de praktijk nog in de kinderschoenen. Bij CCU is het cruciaal dat de CO2 ook echt weer vastgezet wordt, en niet - zoals bij het Steelanol-proces - omgezet in een brandstof, die bij gebruik gewoon de CO2 terug de lucht in blaast. Dat lost uiteraard niet veel op. 

Groene waterstof is de betere oplossing. Op basis van hernieuwbare elektriciteit (zon of wind) zet een elektrolyser water om in waterstof en zuurstof. Zonder uitstoot van CO2 dus. Toch zit ook hier een stevige adder onder het gras. Groene waterstof is immers een concurrent van hernieuwbare elektriciteit. Dat zit zo: bij het elektrolyseproces gaat zo’n 30 procent van de hernieuwbare energie verloren tijdens de omzetting naar waterstof. Die hernieuwbare elektriciteit rechtstreeks gebruiken voor verwarming via een warmtepomp of in een elektrische wagen is gewoon efficiënter en heeft de voorkeur. Aangezien we ook in die sectoren van verwarming en transport nog een hele weg te gaan hebben, moeten we opletten dat de productie van groene waterstof deze nood niet verdringt. Groene waterstof moet geproduceerd worden uit éxtra hernieuwbare elektriciteit. Gelukkig is het net dat wat de initiatiefnemers voor ogen hebben.  

De waterstofbedding goed leggen

De Vlaamse overheid moet de juiste voorwaarden scheppen om te zorgen dat Vlaanderen effectief kiest voor groene waterstof, dat deze kostbare energie terechtkomt op de juiste plaats en dat de geschikte infrastructuur en regelgeving op poten staat tegen dat de internationale waterstofmarkt een hoge vlucht neemt. 

Het Vlaams Energieagentschap (VEA) gaf alvast een schot voor de boeg en publiceerde dinsdag de nieuwe studie ‘Onderzoek naar effecten en prioriteiten bij productie en gebruik van groene waterstof’. Het onderzoek toont aan dat groene waterstof op termijn en hoge vlucht kan nemen wereldwijd - maar dat kostenreducties tot 65 procent nog nodig zijn om echt door te breken. De productie van groene waterstof zou ongeveer tegen 2030 evenveel kosten als die van grijze waterstof (productie op basis van aardgas, maar zonder koolstofafvang). De studie geeft ook aan dat blauwe waterstof met CCU een optie is die overwogen moet worden. 

Transport en opslag van waterstof zijn bijkomende uitdagingen. Hoewel waterstof als molecule handiger is om langere tijd op te slaan en seizoenspieken op te vangen, is het nog niet duidelijk of de bestaande ondergrondse aardgasopslag in Loenhout wel geschikt is voor grote hoeveelheden waterstof. Ook bijmengen van waterstof in het aardgasnet is geen sinecure: zo zouden de leidingen wel geschikt zijn, maar de bijmeng limieten bepaald worden door door de gebruikers. Glasproductie op basis van methaan kan bijvoorbeeld maar 2% bijmenging van waterstof aan. Compressoren haken af bij 10%, gasturbines bij 30% en de kleppen in de leidingen bij 40%. 

Transitie tegen laagste kost

Heel wat elementen zijn nu nog onduidelijk. Wie weet neemt de internationale markt wel andere vormen aan: zetten we in de toekomst waterstof nog eens om tot ammoniak of methanol om het makkelijker te transporteren? De totale economische kost van de energiedrager van de toekomst zal immers niet enkel door productiekosten, maar ook door transport-, en gebruikskosten bepaald worden. Het kan dan wel handig zijn om waterstof te produceren in landen met veel wind of zon zoals Chili of Oman. Maar is Portugal of een een windmolenpark in de Noordzee tussen Groot-Brittannië, Nederland en Scandinavië geen betere keuze? Moet Vlaanderen überhaupt wel inzetten op de productie van waterstof? Of zwengelen we beter de wereldwijde markt aan door de vraag te stimuleren? 

Die laatste piste is alvast degene waar die de nieuwe Vlaamse waterstofcoalitie op inzet. In deze filosofie moet Vlaanderen vooral geïnterconnecteerd zijn met de industriezones van Rotterdam en het Ruhrgebied en klaar staan voor de internationale waterstofrevolutie. Een waterstofnetwerk moet in dat geval toegankelijk zijn voor verschillende producenten. De hamvraag is wie die nieuwe basisinfrastructuur van pijpleidingen, opslag en haveninfrastructuur zal ontwerpen, financieren, bouwen en beheren? En binnen welk wettelijk kader en marktmodel? Het bestaande netwerk van Air Liquide is alvast onvoldoende: dat is niet enkel een monopolie, maar ook veel te klein voor de hoeveelheden waterstof die we in de toekomst nodig hebben.

Industriële krijtlijnen

Waterstof heeft nood aan een veel bredere invalshoek dan enkel energie. Hoog tijd dat ook de minister van Economie en Innovatie Crevits dit thema mee onder de loep neemt. En eigenlijk de hele Vlaamse regering. Waterstof zal naast hernieuwbare elektriciteit het hart vormen van de industrie van de toekomst en de economie van Vlaanderen. Het nieuwe Vlaamse regeerakkoord vermeldt de ambitie om Europees koploper te worden in waterstof. Hopelijk volgt dan ook snel een duidelijke en onderbouwde visie.  

Na de aankondiging van de moonshot-projecten toont dit nieuwe waterstofproject aan dat industriële spelers hun spieren al volop aan het opwarmen zijn. Maar iedereen wacht op de trainer om te weten of we in een 5-3-2-opstelling of een 4-4-2-formatie gaan aanvallen. Waar blijft dat plan toch voor een klimaatneutrale industrie in Vlaanderen? Zonder krijtlijnen valt er niet te spelen.

Waterstof

Meer over Waterstof