Klimaatbeleid: tussen stilstand en erger

Bij de start van de legislatuur (we spreken uiteindelijk 21 december 2007, met het aantreden van Guy Verhofstadt als interimpremier) klonk er toch enige ambitie door in het regeerakkoord. België zou “de internationale gemeenschap aanzetten zich in te zetten voor verregaande reducties van de uitstoot van broeikasgassen”. Meer nog, ons land zou “vanaf 2010 jaarlijks een ‘Wereldtop over klimaat, milieu en energie’ organiseren”.

Het is enigszins anders gelopen. In de aanloop naar de klimaattop in Kopenhagen slaagde ons land er niet in om de federale en gewestregeringen op één lijn te krijgen. Resultaat: zowel in de Europese discussie voorafgaand aan de top, als op de top zelf, speelde ons land geen enkele rol. En dat ondanks het feit dat we over een ambtenarenkorps beschikken dat inzake dossierkennis en capaciteiten zijns gelijke niet kent in Europa. Maar als de politieke verantwoordelijken niet weten wat ze willen, blijft al die kennis en kunde onaangeroerd. Over de ambitie om jaarlijks een ‘Wereldtop’ bijeen te roepen werd nooit meer iets gehoord.

Samengevat: ons land is door gebrek aan visie en interesse, gecombineerd met intern geruzie van het internationale toneel verdwenen.

En hoe lagen de kaarten, wat betreft de binnenlandse aanpak van het klimaatbeleid? De evaluatie die het Rekenhof vorig jaar van het intern klimaatbeleid maakte, laat aan duidelijkheid niet te wensen over. Het ontbreekt ons land aan coördinatie en zelfs aan inzicht in de bereikte resultaten. Er is een gebrek aan bereidheid om samen te werken, zowel binnen de federale regering als tussen de gewesten en het federale niveau. Meer nog, ons land lijkt door de val van de regering ook gestrand over de verdeling van de doelstellingen van het Europese Energie- en Klimaatpakket.

Eén licht positief initiatief viel toch te melden: bij de administratie ligt er een ontwerp klimaatwet op tafel. Die wet zou onder meer een betere afstemming tussen de diverse beleidsniveaus moeten realiseren. Maar bij elke politieke tussenkomst, bleek de wet verder afgezwakt. De vraag is of wat overblijft nog de moeite loont om er ooit mee naar het parlement te trekken. Niet, dus.

Op één domein werd ons land in het verleden als voorbeeld werd geciteerd: wij hadden de hoogste kwaliteit inzake criteria voor de aankoop van emissierechten in het buitenland. Maar aan die criteria werden onder de voorbije legislatuur in één geval alvast voorbijgegaan. De federale regering kocht 2 miljoen ton CO2-rechten van de Hongaarse regering via een investering in het Hongaarse 'Green Investment Scheme'. Er werd een “joint board”opgericht  om een zo goed mogelijke besteding van de middelen te bedingen. Toch blijft het zeer moeilijk om de additionaliteit van die reducties hard te maken.

Klimaatbeleid