Korting op de onroerende voorheffing voor energiezuinige bouwers kan beter

Wie een energiezuinige woning bouwt, kan vanaf volgend jaar rekenen op een korting van 50 tot 100 procent op de onroerende voorheffing gedurende vijf jaar. Dat besliste de Vlaamse regering vorige week op voorstel van Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche (SP.a) en Vlaams minister van Financiën Philippe Muyters (N-VA).

De gunstregeling komt er in opvolging van een eerdere korting van 20 tot 40 procent op de onroerende voorheffing voor een periode van tien jaar. Op zich is het zeer lovenswaardig dat de Vlaamse regering energiezuinige bouwers blijft ondersteunen. Bond Beter Leefmilieu (BBL) formuleerde samen met de Milieu- en Natuurraad (Mina) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) echter heel wat bedenkingen bij het voorstel.

De korting op de onroerende voorheffing geldt voor woningen die duidelijk beter scoren dan de wettelijke norm. Omdat die norm de laatste jaren stelselmatig werd verstrengd, worden nu ook de E-peilen aangescherpt die je moet halen om in aanmerking te komen voor de gunstregeling.

Zo zal je vanaf 2013 minstens een E-peil van E50 moeten halen om in aanmerking te komen voor een korting van 50 procent en een E-peil van E30 om een korting van 100 procent te verkrijgen op je onroerende voorheffing. Het is niet meer dan logisch dat de Vlaamse regering de korting op de onroerende voorheffing mee laat opschuiven met de energienormen.

Langetermijnpad ontbreekt

Het ontbreekt daarbij echter nog steeds aan een langetermijnpad voor de verdere verstrenging van de Vlaamse energieprestatienormen. Willen we voorlopers verder aanmoedigen, dan is daar dringend duidelijkheid over nodig. Vlaanderen is op dat vlak in elk geval stevig overtroefd door Brussel, dat onlangs besliste om voor álle nieuwe gebouwen de passiefnorm te verplichten vanaf 2015. 

Zolang de echt energiezuinige gebouwen nog niet de norm zijn in Vlaanderen, is het essentieel om werk te maken van een stevige voorlopersmarkt. Het is dan ook zeer jammer dat de hervorming van het steunmechanisme voor voorlopers niet werd aangegrepen om één en ander wat grondiger aan te pakken. Er rijzen immers heel wat vragen bij de effectiviteit, efficiëntie en rechtvaardigheid van een verminderde onroerende voorheffing.

Zo zal de verminderde onroerende voorheffing ongetwijfeld een welkome tegemoetkoming zijn voor energiezuinige bouwers, maar is het maar de vraag of de korting voldoende is om echt investeringen uit te lokken. Vast staat dat deze regeling in elk geval veel minder voordelen biedt dan de fiscale aftrek voor passiefhuizen die onlangs door de federale regering werd afgeschaft.

Bovendien rijzen er heel wat twijfels bij de rechtvaardigheid van een verminderde onroerende voorheffing. Zo krijgen gelijkaardige gebouwen geen gelijkaardige tegemoetkoming. Het kadastraal inkomen, de basis voor de berekening van de onroerende voorheffing, kan immers sterk verschillen van gebouw tot gebouw van gemeente tot gemeente.

Tot slot ligt dé grote uitdaging bij de renovatie van het bestaande gebouwenbestand. Daar ligt nog een gigantisch besparingspotentieel. We missen dan ook extra maatregelen om voorlopers bij het energetisch renoveren van bestaande woningen te stimuleren. De regering zou daarbij moeten inzetten om een sterkere ondersteuning van doorgedreven totaalrenovaties.

Duurzaam bouwen en wonen