Krijgen we een Europees Voedselbeleid op ons bord?

Het huidige Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) heeft vandaag de gezegende leeftijd van 68 jaar. In 2020 loopt het af. Het perfecte moment dus om na te denken over een update. Nederland doet alvast een voorzet: zij willen een Europees voedselbeleid zien, dat uitgaat van bredere maatschappelijke vraagstukken in plaats van een eng productiegericht landbouwbeleid.

Focus: voedsel, niet landbouw

Het wereldwijde voedsel- en landbouwsysteem ziet er vandaag stukken anders uit in vergelijking met 1962, toen het GLB van start ging: ons voedselsysteem werd industrieel, internationaal en de macht erover is meer en meer in handen van enkele grote spelers. Bovendien veranderde wat en hoe we eten helemaal.

De uitdagingen

Wat zijn de nieuwe uitdagingen die een Europees landbouwbeleid vandaag moet tackelen? Enkele op een rijtje:

  • De bodem en het klimaat kunnen de manier waarop we vandaag voedsel produceren niet langer aan: het klimaat warmt op, de bodem verarmt.
  • De beroepsgroep van de boeren in Europa vergrijst. Ook vinden ze steeds moeilijker een opvolger om hun landbouwbedrijf over te nemen.
  • Meststoffen, antibiotica en pesticiden bedreigen de volksgezondheid
  • Essentiële grondstoffen voor de voedselproductie worden schaars
  • Een hele reeks andere maatschappelijke opgaven waarmee landbouw verbonden is, zoals duurzaamheid, dierenwelzijn en eerlijke handel

De manier waarop we ons voedsel momenteel produceren draagt in belangrijke mate bij aan de klimaatverandering, maar tegelijk heeft dat warmere klimaat ook een stevige weerslag op de landbouw. Voeding staat dan ook steeds hoger op de agenda als een globaal vraagstuk. 2020 is het ideale moment om ook in het Europese landbouwbeleid een stevige omslag te maken.

Voedselbeleid

Welke richting moet dat nieuwe Europese beleid uit? Nederland kan een leidraad bieden: op dit moment ontwikkelen onze noorderburen al hun eigen voedselbeleid. Volgens Martijn van Dam, de Nederlandse staatssecretaris voor Economische Zaken (en dus ook landbouw), overstijgt de complexiteit en diversiteit van de maatschappelijke vraagstukken verbonden aan voeding het domein van de landbouw. De macht in de voedselketen ligt niet bij de boer, maar bij andere schakels die bepalen hoe er wordt geproduceerd en geconsumeerd.

In zijn eigen woorden: “De landbouw levert allerlei diensten en heeft impact op allerlei zaken waarvoor de markt nu niet betaalt: klimaat, natuurlijke bronnen, een mooi cultuurlandschap. Het is daarom te rechtvaardigen dat de overheid daar een rol in speelt. We moeten niet subsidiëren om de huidige situatie in stand te houden; we moeten maatschappelijke uitdagingen subsidiëren.”

Nederland is nog tot eind juni voorzitter van de Europese Raad, en in dit kader wil Van Dam zijn idee ook in Europa lanceren. Of dit beleid erin zal slagen een verduurzaming in consumptie en productie tot stand te brengen, is af te wachten. De algemene duurzaamheidsdoelstellingen van zijn Europees Gemeenschappelijk Voedselbeleid (GVB) ogen alvast veelbelovend: het ontwerpdocument dat de Europese landbouwministers te zien kregen, legt sterk de nadruk op een verschuiving van subsidies voor productie naar subsidies voor groene en maatschappelijke diensten.

Voedsel Anders

Uitgaan van een ruim voedselbeleid in plaats van een eng landbouwbeleid kan de discussie rond voeding en landbouw een nieuw elan geven. In Vlaanderen doet Bond Beter Leefmilieu alvast een voorstel met de beweging Voedsel Anders. De kern: agro-ecologie. Dit wil zeggen: voedsel produceren op een manier die geen negatieve impact heeft op het milieu, de mens of het klimaat. En is zo een positief alternatief voor de socio-economische en ecologische problemen die ons huidige voedselsysteem veroorzaken, hier en in andere landen.

Landbouw