Laat BBL controleren of industrie zwerfvuil opruimt

De voedingsbedrijven en supermarkten krijgen van minister Schauvliege (CD&V) de kans om het zwerfvuil terug te dringen. In 2016 en 2017 zal de industrie jaarlijks 9 miljoen investeren in het opruimen en voorkomen van zwerfvuil in Vlaanderen. Begin 2018 is het moment van de waarheid: dan wordt het succes van die aanpak geëvalueerd. Om die evaluatie correct en onafhankelijk te laten verlopen, stellen wij voor dat Bond Beter Leefmilieu de monitoring van het zwerfvuil coördineert.

Garantie tegen gesjoemel

Vlaanderen is niet de eerste die voor deze tactiek van de industrie valt. In 2002 sprak de Nederlandse overheid af met de voedingsbedrijven en supermarkten dat die het aantal blikjes en plastic flesjes in het zwerfvuil tegen 2005 met 80% zouden verminderen. Als dat niet lukte, zou statiegeld voor deze stromen worden ingevoerd.

Onderzoekers van de Universiteit Leiden concludeerden dat er in 2005 net meer blikjes en flesjes op straat slingerden dan in 2001, in plaats van substantieel minder. Uiteindelijk werd statiegeld niet ingevoerd. De reden: de nulmeting zou niet betrouwbaar zijn. Nota bene de bedrijven zelf waren verantwoordelijk voor deze nulmeting.

Maak BBL verantwoordelijk voor monitoring

Om ‘Nederlandse toestanden’ te voorkomen stellen wij voor dat Bond Beter Leefmilieu de monitoring van het zwerfvuil coördineert. We hanteren daarbij de volgende principes:

  • Het begint met een correcte nulmeting waarbij we kijken naar de hoeveelheid zwerfvuil op straat.
  • Op zeer regelmatig basis worden er opvolgmetingen uitgevoerd. Daarbij registreren we de daadwerkelijke aantallen zwerfvuil voor verschillende categorieën, zoals peuken, flesjes, blikjes, kauwgom en plastic zakken. Voor iedere fractie vertalen we de stuks zwerfvuil ook naar gewicht en volume.
  • De monitoring zal gaan over concrete zwerfvuilcijfers en niet over abstracte indicatoren, zoals de ‘netheidsbeleving’ van burgers.
  • Bij de tellingen houden we rekening met verstorende factoren zoals opruimcampagnes (waarna straten vanzelfsprekend schoner zijn) of het gegeven dat peuken en kauwgom moeilijk te verwijderen zijn en daardoor vaker in de tellingen terugkeren.
  • Daarnaast is ook de invloed van de seizoenen op het wegwerpgedrag van de consument van tel voor correcte metingen. Ook de selectie van locaties is belangrijk.
  • We moeten niet enkel het zwerfvuil maar ook het afval in de straatvuilbakken monitoren. Op die manier kunnen we evalueren welke verschuivingen plaatsvinden in het wegwerpgedrag in het openbaar.

Bepaal doelstellingen voor zwerfvuil én recyclage

Statiegeld zou 40% van het zwerfvuil voorkomen, dus dat moet logischerwijs ook de doelstelling zijn voor de industrie. De monitoring zoals hierboven voorgesteld kan daar uitsluitsel over geven.

Maar dat is niet genoeg. Wij onthulden onlangs dat de recyclagecijfers van huishoudelijke verpakkingen stelselmatig met mogelijk tientallen procenten worden overschat. Door statiegeld in te voeren, zouden we bijna alle verpakkingen kunnen inzamelen en recycleren. Daarom moeten er nieuwe afspraken komen over betrouwbare rapportering en substantiële verbetering van de recyclage van flessen en blikjes.

Schrijf een statiegeldwet

De Vlaamse overheid moet gesprekken met de andere regio’s voortzetten en een wettelijk kader uitwerken voor de invoering van statiegeld. Als we daarmee wachten tot de evaluatie van 2018, dan wordt de eventuele invoering van statiegeld over de verkiezingen heen getild en zal het dus niet langer een beslissing van deze regering zijn.

Afvalbeleid