Na de groei, eindelijk volwassen?

In het kader van de begrotingsbesprekingen komen er enkele ongemakkelijke waarheden over de economische groei aan de oppervlakte. Politici blijken er niet alleen weinig vat op te hebben. Het lijkt er ook op dat de groei per hoofd van de bevolking structureel in een dalende trend zit. Wat betekenen beide vaststellingen voor de milieubeweging, die al lang een debat over de wenselijkheid van economische groei voert?

België bepaalt zijn groei niet

België heeft een kleine, open economie. Keer op keer blijkt dat onze economische groei grotendeels bepaald wordt door evoluties in het buitenland, in de eerste plaats bij onze grootste handelspartner Duitsland. Telkens als de groeicijfers niet uitpakken zoals verhoopt, halen politici en commentatoren er andere oorzaken bij. De situatie in Duitsland of in China. De verandering in grondstoffenprijzen of wisselkoersen. De consument die onverwacht de vinger op de knip houdt of het beleid dat niet doortastend genoeg is. Enzovoort. Als groeiprestaties zo onvoorspelbaar zijn en politici er zo weinig invloed op hebben, waarom verbinden we er dan belangrijke maatschappelijke doelstellingen aan?

Herinnert u zich de slogan van werkgeversorganisatie VOKA voor de federale verkiezingen? ‘Groei is onze enige sociale zekerheid’, luidde die. De economie zou minimum 2% moeten groeien per jaar, vonden de werkgevers. Nu centrumrechts aan de macht is, zijn de groeivooruitzichten voor België een stuk lager: voor 2016 zal het eerder 1 dan 2% zijn. Ook de jaren daarop blijft de groei ‘zwak’. Is het nu over en uit met de sociale zekerheid? Hopelijk niet.

Groene meningen over groei

‘De groei in Duitsland is onze enige sociale zekerheid’ staat als slogan dus even dicht bij de waarheid als die van VOKA. Dat maakt meteen duidelijk wat eraan schort. Door de focus te richten op iets waar beleidsmakers nauwelijks vat op hebben, verdwijnen effectieve acties om de sociale zekerheid te versterken buiten beeld. Ook de milieubeweging voert het groeidebat doorgaans op die manier, al zijn er wel uiteenlopende visies. Een deel van de milieubeweging tracht beleidsmakers ervan te overtuigen dat milieuactie en economische groei niet tegengesteld zijn, maar elkaar net kunnen versterken. Een ander deel van de ecologische beweging wil minder economische groei omdat ze gelooft dat het slecht is voor mens en milieu.

Beide benaderingen vertrekken net zoals VOKA vanuit de veronderstelling dat beleidsmakers vat hebben op de economische groei. Maar steeds opnieuw blijkt dat slechts heel beperkt het geval te zijn. Waarom dan die complexe omweg nemen? Wie de sociale zekerheid, gezonde ondernemingen of de bescherming van het milieu belangrijk vindt, kan politici toch aansporen zich meteen daar op te richten? Want die hebben voldoende instrumenten in handen om die sociale, economische of ecologische doelstellingen rechtstreeks te verwezenlijken.

Het bnp, dat dwaallicht

De klimaatproblematiek kan die benadering perfect illustreren. Op een eindige planeet kan de materiële consumptie niet eeuwig groeien, dat is een feit. Maar sommige ecologisten hebben daar een te eenvoudige conclusie aan verbonden: ‘om de planeet te beschermen moet de economie krimpen’. Degrowth is voor hen de weg vooruit. De vaststelling dat het beleid nauwelijks vat heeft op de groei, doet al twijfels rijzen bij die strategie. En wie de klimaatdoelstellingen met die benadering wil waarmaken, geraakt helemaal van de wijs. Voor een stabiel klimaat moeten de broeikasgasemissies zo snel mogelijk en liefst voor 2050 naar nul. Dat betekent dat ze de komende decennia in België jaarlijks met 7 à 8% tegenover het voorgaande jaar moeten krimpen. Ook ons grondstoffenverbruik moet aanzienlijk afnemen om de milieudruk te verminderen.

Maar jaarlijks 7 à 8% minder broeikasgasemissies bereiken door aan hetzelfde tempo economisch te krimpen om uiteindelijk uit te komen op nul, dat is toch geen geloofwaardig voorstel? Dat zou een sociale ravage aanrichten. Bovendien is het helemaal naast de kwestie. Want waarom moet het aantal bezoeken aan de sportclub afnemen om het klimaat te redden?

Wat nodig is om de klimaatdoelstellingen te bereiken is erg duidelijk en binnen het  bereik van beleidsmakers: energiebesparing, een snelle uitbouw van hernieuwbare energie samen met reducties van emissies in de landbouw. De meeste analyses in economische modellen komen erop uit dat een dergelijk programma geen of een licht negatief effect heeft op de potentiële economische groei.

Op dit niveau hoeft de milieubeweging zich niet in het netelige groeidebat te mengen, ook niet om de overtrokken claim te maken dat klimaatactie de economische groei zal aanzwengelen. Ze kan zich aansluiten bij de opstelling die de Nederlandse econoom Jeroen van den Bergh bepleit: onverschillig zijn tegenover bnp-groei, de agrowth-strategie. Wat telt is echte welvaartscreatie en het behoud van vele vormen van waarde zoals het natuurlijk ‘kapitaal’ of de culturele ‘rijkdom’. Een goed economisch beleid gaat veel breder dan het nastreven van groei in het nationaal product. Tegelijk blijven heel wat van de ‘oude’ aanbevelingen voor BNP-groei, zoals investeren in onderwijs en opleiding, ook bij deze benadering overeind.

Klaar voor minder groei?

Politici moeten zich niet alleen richten op zaken waarop ze vat hebben, zoals welvaartscreatie en het behoud van vele vormen van waarde. Ze zullen de maatschappij waarschijnlijk ook moeten inrichten op een lange periode van lagere bnp-groei per capita. Steeds meer economen gaan ervan uit dat de hoge groei in de  geïndustrialiseerde landen tot het verleden behoort, onder meer omdat er minder zicht is op productiviteitsverbeteringen.

Dat is op korte termijn erg lastig. Heel wat maatschappelijke noden zoals de afbetaling van de overheidsschuld of de financiering van de sociale zekerheid lopen gemakkelijker bij een hogere economisch groei. Economische groei smeerde het naoorlogs sociaal compromis. Nu die groei uitblijft, komen die tegenstellingen weer op scherp, zoals het begrotingsdebat illustreert.

De vraag is of we nog veel hebben aan de 20ste-eeuwse benaderingen voor het economisch en monetair beleid, het keynesianisme en monetarisme. Want als de groeivertraging structureel is, bieden die klassieke recepten geen uitweg uit de sociale problematiek veroorzaakt door lage groei. De pogingen van de overheden om met overheidsinvesteringen of bezuinigingen de groei opnieuw aan te zwengelen tot op het oude niveau, zijn nu al tevergeefs. Investeringen of besparingen kunnen in bepaalde situaties nog nuttig zijn, maar niet om gedateerde groeidoelstellingen te halen.

Zodus: de tijd is rijp voor nieuwe ideeën om het maatschappelijk bestel in te richten op lagere bnp-groei, zoals andere vormen om tijd te herverdelen of inzet te mobiliseren. Weinig groei op macroniveau is daarbij niet gelijk aan stagnatie op microniveau. Ondernemingen actief in groene technologie, hernieuwbare energie of het sluiten van kringlopen zullen de komende decennia bijvoorbeeld nog pijlsnel groeien. Dat creëert voor een deel van de ecologische beweging een merkwaardige situatie. De filosofie die ze gedateerd vindt - die van de snelle, exponentiële groei - zal een van zijn laatste pleisterplaatsen vinden in de sectoren die ze een warm hart toedraagt.