Normen voor duurzamere producten in de maak

Door slimme regelgeving verbruiken wasmachines, stofzuigers en andere elektrische apparaten steeds minder energie. Maar: ook hun levensduur wordt steeds korter. Daarom beslist Europa om productnormen te ontwikkelen die moeten leiden tot duurzamere apparaten die langer meegaan en beter te repareren zijn. Dat klinkt goed, maar wat zijn ‘normen’ precies? En gaat dit ook echt leiden tot betere producten?

Twee valkuilen

Heel veel producten worden gemaakt volgens normen. Dat zijn in feite documenten met technische informatie over goede ontwerppraktijken. Er zijn de meest uiteenlopende normen voor eenvoudige dingen zoals tandwielen of meubelstukken, maar ook voor complexe samengestelde producten, zoals laptops. Er zijn zelfs normen voor goed management en in 2016 verschijnt een norm voor duurzame cacao. Als het te standaardiseren is, dan wordt er een norm over opgesteld.

Nu is er het plan om Europese normen op te stellen voor energiegerelateerde producten die moeten leiden tot een beter gebruik van materialen. Het betreft ‘horizontale’ normen, wat betekent dat ze niet enkel gelden voor nauwkeurig afgebakende producten zoals koffiezetapparaten of smartphones, maar van toepassing zullen zijn op een breed gamma aan producten. In die normen zal er aandacht zijn voor de volgende zaken:

  • de levensduur van producten;
  • het toelaten van hergebruik van componenten en recyclage van de materialen;
  • het toepassen van gebruikte componenten en gerecycleerde materialen.

Dit betekent dat de normen aandacht zullen besteden aan de mogelijkheid om producten te repareren, upgraden of hergebruiken. Het ligt ook voor de hand dat de normen eisen zullen stellen aan de aanwezigheid van gerecycleerd materiaal en de manier waarop dat wordt berekend.

Waarom het misschien niet werkt

Het potentieel is dus vrij groot, maar dat betekent niet automatisch dat de producten ook echt veel duurzamer zullen worden. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste worden normen opgesteld in technische commissies die vooral samengesteld zijn met experts van grote bedrijven. Voor andere belanghebbenden zoals consumentenorganisaties, milieuorganisaties, vakbonden, maar ook kmo’s is het simpelweg veel te duur en te tijdrovend om daaraan deel te nemen.

Een tweede reden is dat een norm nog altijd geen wetgeving is. Bedrijven mogen zelf kiezen of hun producten aan de nieuwe norm voldoen. Ze kunnen de norm dus ook gewoon negeren en niet-duurzame producten blijven fabriceren.

Het risico bestaat dat er straks een zeer goede norm wordt geschreven die geen enkel bedrijf gaat toepassen. Of andersom: misschien komt er een zeer matige norm, omdat ze daar juist wel consensus over vinden.