Renovatie- en landbouwsubsidies hebben te weinig impact op leefmilieu

Het Steunpunt Duurzame Ontwikkeling heeft een eindrapport klaar over subsidies en duurzame ontwikkeling. Het rapport kwam er op vraag van minister van Leefmilieu Joke Schauvliege (CD&V), en past ook in het kader van de vraag van de Europese Commissie om milieuschadelijke subsidies te identificeren en een plan op te stellen om er komaf mee te maken.

Het rapport focust op de duurzaamheidsimpact van subsidies in twee cases: de toeslagrechten in de landbouw en de Vlaamse renovatiepremie. Het rapport komt tot de conclusie dat de duurzaamheidsimpact van de subsidies in beide cases laag is en doet aanbevelingen om deze impact te verhogen.

De directe inkomenssteun uit Pijler I van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) levert weinig bijdrage aan de beoogde economische en ecologische doelstellingen aldus het rapport. De subsidie leidt niet tot lagere prijzen voor de consument of een betere concurrentiepositie. Ook de impact op de werkgelegenheid is miniem. De randvoorwaarden waaraan een landbouwer moet voldoen om in aanmerking te komen voor inkomenssteun zijn niet ambitieus, waardoor ze niet voor grote milieuproblemen zorgen, maar eveneens weinig bijdragen aan milieuoplossingen.

De milieu-impact van de huidige subsidieregeling is er sterk op verbeterd sinds de steun losgekoppeld is van de productie. Inkomenssteun kan er wel voor zorgen, dat onrendabele bedrijven zoals de intensieve rundveehouderij het hoofd boven water houden, maar de experts concluderen dat de kosten die hiermee gepaard gaan enorm hoog liggen.

Het rapport geeft aan dat een meer ambitieuze duurzaamheidsdoelstelling van de directe steun, maar vooral een verschuiving van de middelen van Pijler I naar Pijler II (plattelandsontwikkeling) van het GLB kan leiden tot meer milieuwinst. En dat komt overeen met de voorstellen van de NGO’s in de lopende discussies over het GLB .

Wat de Vlaamse renovatiepremie betreft, stelt het rapport dat de impact op economisch, sociaal en milieuvlak zeer klein is. Hiertegenover staat de zeer hoge kostprijs voor de overheid. Zo is er een zekere impact op de kwaliteit van woningen, maar weinig gericht, onder meer omdat er een link ontbreekt met de woonkwaliteitsnormen. Ook de impact op herverdeling in functie van woonarmoede is klein.

Het rapport somt verschillende mogelijkheden op die de impact kunnen verhogen, zoals het invoeren van een toetsing aan de woonkwaliteitsnormen, verstrenging van de inkomensgrenzen of het werken met het systeem van prefinanciering. Voor de opwaardering van buurten beveelt men aan om territoriaal en structureel te werken aan de hand van renovatieprogramma’s voor een bepaald gebied.

Het rapport geeft aan, dat de Vlaamse renovatiepremie een groot potentieel heeft om een significante milieu-impact te hebben, maar dat de maatregel dit nu nog niet invult. Zo kan het invoeren van een paar bijkomende milieukwaliteitsnormen de duurzaamheid van de premie verbeteren. Beslist een nuttige aanbeveling voor de Vlaamse overheid in aanloop naar het Vlaamse woonbeleidsplan

 

Landbouw