Naar een Vlaams ‘omgevingsbeleid’

Komende weken leggen de Vlaamse ministers hun beleidsnota's ter bespreking voor aan het parlement. Onze beleidsploeg maakte alvast een analyse.

Eén van de grote vernieuwingen én opportuniteiten van deze regering is het samenvoegen van de beleidsdomeinen leefmilieu en ruimtelijke ordening tot omgevingsbeleid, met bijhorende instrumenten zoals een omgevingsvergunning en omgevingsplannen. Zoals de omgevingsvergunning een samenvoeging is van de bouw- en milieuvergunning, zo bevatten omgevingsplannen ruimtelijke plannen met milieudoelstellingen. Minister Schauvliege wil dergelijke omgevingsplannen inzetten om, met het oog op een koolstofarme kringloopeconomie, win-wins te creëren tussen nabijgelegen bedrijven, bijvoorbeeld door de uitwisseling van warmte, materialen, water,... We hopen dat de minister de omgevingsplannen ook zal inzetten om een volwaardig blootstellingsbeleid te voeren. Op gebied van mestbeleid vinden we te weinig politiek engagement terug om de Vlaamse waterkwaliteit substantieel te verbeteren. Tenslotte ligt de lat voor klimaatbeleid te laag.

Ruimtelijke visie zit goed; nu nog de uitwerking

De minister zal werk maken van de goedkeuring van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Dit BRV zal uitgaan van doordacht en zuinig ruimtegebruik met maximale vrijwaring van waardevolle open ruimte, mogelijkheden voor een kwalitatief woonaanbod en voldoende ruimte om te ondernemen. Multifunctioneel ruimtegebruik en het verweven van functies zijn hierbij essentieel. Voor wonen wil de minister inzetten op kernversterking door verdichting, renovatie en hergebruik in bestaande woongebieden in steden en dorpen.

De visie op ruimtelijke ordening zit dus zeker goed. Maar zoals het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ook al aantoonde, voert een plan zichzelf niet uit. Eén van de drijvende krachten achter de versnippering en lintbebouwing in Vlaanderen is het overaanbod aan woon- en woonuitbreidingsgebieden op de gewestplannen. Dat overaanbod schrappen is omwille van de planschade onbetaalbaar. Positief is alvast dat de minister werk wil maken van een  actief grondbeleid waarbij meer kavels, gelegen in woonzone, op de markt komen. Bovendien wil de minister een systeem van verhandelbare bouwrechten en planologische ruil onderzoeken en zo nodig op touw zetten. Inspiratie hiervoor kan alvast opgedaan worden op de studiedag “Vlaanderen is volgebouwd” van BBL .

Minder positief is echter dat de minister opnieuw een opening laat om woonuitbreidingsgebieden te verkavelen. Dat dreigt de versnippering nog verder in de hand te werken en valt enkel te verantwoorden voor de weinige woonuitbreidingsgebieden die nabij een station liggen, zodat op zijn minst de auto-afhankelijkheid niet verder toeneemt.

Luchtkwaliteit

Hoewel de luchtkwaliteit de laatste 20 jaar verbeterd is, is er nog een hele weg af te leggen om tot een echt gezonde lucht te komen in Vlaanderen. Bovendien lijkt de stelselmatige verbetering van de luchtkwaliteit de afgelopen jaren toch wat stilgevallen te zijn. Om de luchtkwaliteit verder te verbeteren zal minister Schauvliege werk maken van nieuwe luchtkwaliteitsplannen voor fijn stof en stikstof. De doelstellingen zullen afhankelijk zijn van de nieuwe Luchtstrategie van de Europese Commissie, waarin per lidstaat maximale emissieplafonds worden vastgelegd.

Bij de onderhandelingen over deze strategie wil de minister rekening houden met de typische eigenschappen van een lidstaat. Het is onduidelijk wat ze hier precies mee bedoelt. Moet Vlaanderen strengere doelstellingen krijgen omdat het dichtbevolkt is en de gezondheidsschade hier groter is? Of moeten de doelstellingen minder ambitieus zijn, juist omdat we zo dichtbevolkt zijn, met intensief verkeer en veel industrie?  

De nieuwe luchtkwaliteitsplannen zullen hoe dan ook weinig impact hebben op luchtvervuiling door verkeer, aangezien het mobiliteitsbeleid extra verkeer in de hand zal werken en daardoor haaks staat op een betere luchtkwaliteit. Bovendien leveren, zoals de beleidsnota terecht aangeeft, de Euronormen voor dieselwagens niet de verhoopte verbeteringen op. In reële verkeerssituaties zal de luchtkwaliteit dan ook heel wat slechter zijn dan wat modellen en milieueffectrapporten voorspellen.

Het grootste pluspunt voor luchtkwaliteit is de invoering van lage-emissiezones in stadscentra. De minister engageert zich om een wettelijk kader klaar te hebben tegen 1 januari 2016, zodat alle steden die dat willen een milieuzone kunnen invoeren en zo de luchtkwaliteit in hun centrum kunnen verbeteren.   

Een ontbrekend luik is een beleid om de blootstelling aan fijn stof langs drukke autowegen te beperken. Naar analogie met Nederland moet werk gemaakt worden van een beleid dat de inplanting van scholen, kinderdagverblijven of bejaardentehuizen langs drukke wegen onmogelijk maakt als de luchtkwaliteit ondermaats is. Uit tal van onderzoeken blijkt immers dat de gezondheidsimpact het grootst is voor mensen die dichtbij een drukke autoweg wonen. Omdat het brongerichte beleid niet zal volstaan om de luchtkwaliteitsnormen op korte termijn te halen en omdat de gezondheidsschade door luchtvervuiling onomkeerbaar is, dringt een dergelijk blootstellingsbeleid zich op. De omgevingsplannen, ruimtelijke plannen waarin ook milieudoelstellingen kunnen opgenomen worden, bieden daarvoor een goed kader.

Reeds op het einde van de vorige legislatuur werd een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) opgestart om de verzurende neerslag in Europees beschermde natuurgebieden te verminderen. Ook in deze PAS lijkt verkeer buiten schot te blijven. Er worden vooral reducties van ammoniak verwacht van de veeteeltsector. Maar als ondertussen de verzurende uitstoot van verkeer blijft toenemen door de groei van het aantal afgelegde kilometers, dreigt dit PAS weinig resultaat op te leveren.  

Klimaat

De lat voor het klimaatbeleid lag in het regeerakkoord al erg laag en daarin brengt deze beleidsnota geen verandering. De minister wil minstens de helft van de klimaatinspanning door broeikasgasreducties in Vlaanderen realiseren. Voor de rest wil ze ‘duurzame’ emissiekredieten aankopen. Concreet betekent dit dat Vlaanderen minstens 7% emissiereducties wil verwezenlijken tegen 2020 (in vergelijking met 2005). Dat is een erg zwakke doelstelling in vergelijking met wat de klimaatwetenschap aanbeveelt of wat buurlanden tegen 2020 willen bereiken.

Gelukkig geeft een ondergrens geen bovengrens aan. De beleidsbrief zal alle bijkomende maatregelen treffen die “technisch en economisch uitvoerbaar en maatschappelijk aanvaardbaar zijn”. Iets verder krijgen die maatregelen ook volgende omschrijving mee: “We zoeken in alle beleidsdomeinen naar budgetneutrale maatregelen, naar een klimaatvriendelijke bijsturing van lopend beleid en naar het wegwerken van milieuschadelijke subsidies.”

Een aantal beloftevolle maatregelen zoals een slimme kilometerheffing of versterkte inzet op energie-efficiëntie haalden al de beleidsbrieven van andere ministers. Het voorziene beleid in de sectoren transport, gebouwen en landbouw zal echter niet voor de noodzakelijke trendbreuk zorgen. Doordat er te weinig doeltreffende emissiereducerende maatregelen zijn opgenomen, zal het al een hele uitdaging zijn om de 7,5% emissiereducties te halen in de Vlaamse non-ETS.

De beleidsnota bevat tenslotte een goede passage over de versterking van de Europese emissiehandel, die het pleidooi voor de versterking van het prijssignaal onderschrijft

Waterkwaliteit en mestbeleid

De stroomgebiedbeheersplannen moeten eind 2015 worden goedgekeurd. Deze bevatten het integraal waterbeheer, zowel gericht op waterkwaliteit als waterkwantiteit. Zowel voor een betere waterkwaliteit als voor het waterbeheer zijn in de toekomst miljarden-investeringen nodig - denk aan hierbij aan aanleg en onderhoud van rioleringen en  investeringen in overstromingsgebieden, of in het beheer en inrichting van waterlopen. Dat geld is momenteel niet beschikbaar. Zoals SERV en Mina-Raad al meermaals vroegen, moet er snel een concreet lange termijn investeringsplan komen, dat aangeeft wie wat financiert. In de beleidsnota wordt ook een sluitende financiering van het waterbeleid op lange termijn vooropgesteld, maar de invulling daarvan blijft zeer vaag.

Volgens BBL moet het principe ‘de vervuiler betaalt’ hierbij voorop staan. In die zin verwachtte de milieubeweging alvast een sterk signaal in het mestbeleid. Het vijfde mestactieprogramma (MAP) moet de minister in staat stellen om een antwoord te bieden aan de toenemende eutrofiëring van onze bodem en water en moet het aantal MAP-meetpunten met nitraatnormoverschrijding tegen 2018 terug te dringen tot 5%. Met een actueel overschrijdingspercentage van 20 à 22 % verwacht Europa een nieuw actieprogramma dat leidt tot een verbetering van 15 à 17%. Dat is dubbel zoveel als wat in het vierde mestactieprogramma werd gerealiseerd en kan enkel met een drastische koerswijziging. Bond Beter Leefmilieu stelt vast dat de minister voor de periode 2015-2018 kiest voor de verder zetting van het bestaand instrumentarium. De concrete doelstellingen uit de Nitraatrichtlijn en de achterstand die we moeten wegwerken worden alvast onvoldoende scherp gesteld.

Het samenvallen van de bevoegdheden landbouw en leefmilieu bood nochtans een sterke uitgangspositie om de mestproblematiek op een andere, meer integrale en brongerichte manier aan te pakken. Het sluiten van de achterpoort op de ongebreidelde uitbreiding van de veestapel via mestverwerking en een consequente toepassing en verscherping van de handhaving zouden daarbij alvast belangrijke maatregelen kunnen zijn.

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Bouwshift Waterkwaliteit Luchtkwaliteit