Slechte punten voor Belgische ruimtelijke ordening

De meest versnipperde regio’s van Europa zijn terug te vinden in België. Ook Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Tjechië en Polen zijn sterk gefragmenteerd. Dat blijkt uit de studie “landscape fragmentation in Europe” van het Europese Milieu Agentschap (EEA) en het Zwitserse Federale Bureau voor het Milieu (FOEN) verdelen.

Ondanks een gelijkaardige bevolkingsdichtheid scoort België veel slechter dan Nederland. Dit als gevolg van een verschillende ruimtelijke ordening waardoor België een meer verspreid bebouwingspatroon vertoont ten opzichte van een rond de stedelijke centra geconcentreerd bebouwingspatroon in Nederland.

De Benelux landen zijn hebben één van de hoogste bevolkingsdichtheden ter wereld en een zeer dicht infrastructuurnetwerk. Er wordt verwacht dat verdere ontwikkeling van infrastructuur de belangrijkste oorzaak zal zijn van de vernietiging van de resterende natuurlijke habitats in deze landen.

 

De versnippering in Europa vertoont grote contrasten en is grotendeels afhankelijk van een wisselwerking tussen socio-economische en geografische factoren zoals bevolkingsdichtheid of topografie.

Toenemende versnippering bedreigt Europese diersoorten

De ‘versnippering’ heeft zeer nefaste gevolgen voor de biodiversiteit en vormt een toenemende bedreiging voor wilde diersoorten. Nieuwe wegen en spoorwegen isoleren dierenpopulaties in steeds kleinere en meer kwestbare fracties zodat ze zich steeds moeilijker kunnen voortplanten en steeds vaker omkomen door aanrijdingen met voertuigen.

Bovendien vergemakkelijkt versnippering de verspreiding van invasieve soorten en bedreigt ze de landschappelijke kwaliteit. Ondanks initiatieven van het beleid om grote onversnipperde gebieden te behouden (zoals het natura 2000 netwerk) zet de versnippering zich de laatste deccenia in sneltempo verder.

Oplossingen

Het rapport geeft aan dat er dringend nood is aan actie en geeft verschillende mogelijke maatregelen aan om de trend van groeiende fragmentatie te keren. Zo moet de uitbreiding van het bebouwde gebied zoveel mogelijk worden voorkomen. De ontwikkeling van reeds bebouwde gebieden moet maximaal gestimuleerd worden door de ontwikkeling van brownfields en een kwalitatieve verdichting van bestaande bebouwingskernen. Duidelijke afbakeningslijnen tussen bebouwd gebied en open gebieden moeten verzekeren dat voldoende grote open ruimtes bewaard blijven tussen de bebouwde gebieden.

 Bestaande wegen en spoorwegen moeten meer doordringbaar worden gemaakt voor wilde dieren door middel van tunnels en oversteekplaatsen. In plaats van nieuwe wegen te voorzien moeten bestaande wegen worden verbeterd en infrastructuren moeten zoveel mogelijk worden gebundeld. Waar het volume aan verkeer vermindert, moeten bestaande wegen worden gereduceerd in grootte of volledig worden ontmanteld.

Er wordt vandaag te weinig rekening gehouden met de maatschappelijke en ecologische gevolgen van verdere versnippering, vaak als een gevolg van onvoldoende kennis hieromtrent. Het rapport raadt aan om bij de beoordeling van de impact van infrastructuurprojecten zoveel mogelijk de cumulerende effecten in beschouwing te nemen en uit te gaan van het voorzorgsprincipe.

Verdere inzet op een ‘open en stedelijk Vlaanderen’ noodzakelijk

De studie toont aan dat de doelstellingen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV), samengevat onder de metafoor “Vlaanderen, open en stedelijk” meer dan ooit actueel zijn. Jammergenoeg heeft het RSV deze waardevolle doelstellingen niet kunnen waar maken en kunnen we allerminst spreken van een “gedeconcentreerde bundeling”. Zo blijft de toename van bebouwing groter in het buitengebied dan in het stedelijk gebied. Respectievelijk werden slechts 36% van de in het RSV voorziene natuuruitbreiding en slechts 22% van de voorziene bosuitbreiding tot nogtoe gerealiseerd, dit in tegenstelling tot enkele harde sectoren zoals industrie. Nieuwe bedrijventerreinen worden afgebakend terwijl er nog duizenden hectaren industriegrond voorhanden is op de bestaande terreinen. De ontwikkeling van baanwinkels en shoppingcentra en het wegtrekken van gezinnen met kinderen uit de steden zorgen voor verdere leegstand en achteruitgang van de kernen.

BBL wil dat de opvolger van het RSV, het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) dat momenteel in opmaak is werkelijk zal leiden tot kwalitatieve steden en gemeenten en de bescherming van de open ruimte die ons rest. Het BRV moet verder inzetten de uitgangspunten van het RSV.  Het uitvoeren van deze engagementen impliceert ook de verdere uitwerking van een grondbeleid met enkele krachtdadige instrumenten (bv. heffing op leegstaande bedrijventerreinen) die de geplande ruimtelijke ontwikkeling ook daadwerkelijk kunnen realiseren.

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen