Touring/Febiac-studie anders bekeken

In de verslaggeving over de studie van Touring en Febiac is de algemene teneur dat Koning Auto heer en meester blijft  en dat de verwijtende vinger het 'inefficiënte en ontoereikende openbaar vervoer' in ons land toekomt. Jelle de Keyser van Bond Beter Leefmilieu neemt de studie nog eens grondig door en laat zien dat er ook heel andere interessante cijfers naar boven komen, die bepaalde conclusies in een ander perspectief plaatsen.

Interessante cijfers

Zo zijn lang niet alle ondervraagden negatief over het openbaar vervoer of andere alternatieven. 50% geeft aan minder de wagen te willen nemen en meer het openbaar vervoer indien de werkgever een goedkoper of gratis abonnement zou aanbieden. 39% geeft dan weer aan meer de fiets te willen nemen indien de fietspaden er veiliger zouden bij liggen. 63% geeft aan dat àls ze de wagen zouden laten staan, ze voor het openbaar vervoer zouden kiezen. Ook komt er uit de studie naar voren dat het regelmatig gebruik van het openbaar vervoer met 15% is gestegen.

Een ander opvallend cijfer is dat gebruikers van het openbaar vervoer een betere score toekennen aan de bereikbaarheid dan autogebruikers, namelijk 7,2 op 10. Ook voetgangers en fietsers doen dit: beide 7,5 op 10.

Op de vraag waar het geld uit autobelastingen heen moet gaan, wordt het onderhoud en optimalisatie van het wegennet als belangrijkste maatregel aangeduid. Maar ook investeren in het aanbod van het openbaar vervoer wordt door 53% van de respondenten toegedicht met een prioriteit van 8 of meer (op 10). Terwijl dit percentage slechts 35% bedraagt bij het investeren in extra rijstroken op ringwegen rond steden.

Perceptie is alles

Uit de studie komen veel zaken naar voren waaruit blijkt dat de perceptie over bepaalde vervoersmodi heel hard meespeelt in het beantwoorden van de vragen. Zo blijkt dat de gemiddelde verplaatsingstijd al met 41% moet toenemen vooraleer men dit als problematisch gaat ervaren én dat dit vooral bij autobestuurders zo is. 52% geeft aan dat ze de wagen nemen omdat dat het snelste is (om op het werk te geraken) , terwijl dit in 2002 maar 31% was. Nochtans is de reistijd met de wagen er zeker niet op vooruit gegaan. Ook geeft 10% van de respondenten aan dat ze de wagen neemt omdat het het veiligste vervoermiddel zou zijn. Ook dat is wetenschappelijk gezien niet correct te noemen.

Kortom, perceptie is alles, of toch veel. Vandaar dat de conclusie 'men blijft de auto nemen omdat het openbaar vervoer niet goed is' misschien eerder zou moeten worden omgevormd in 'men blijft de auto nemen omdat de perceptie over het openbaar vervoer niet goed is'. De vraag is dus hoe dit komt en hoe dit kan worden verbeterd.

Onbekend is onbemind

Mobiliteitsgedrag is gewoontegedrag. Wie het gewoon is om met de auto naar het werk te rijden, is niet snel geneigd om een ander vervoermiddel daarvoor te gebruiken. Maar dit geldt gelukkig in de omgekeerde richting ook. Wie met de trein rijdt, zal niet snel naar de wagen overstappen. Wanneer men het gewoontegedrag dus verbreekt, kan er ander en duurzamer gewoontegedrag in de plaats komen. 

Aangezien het Onderzoek Verplaatsinggedrag Vlaanderen aangeeft dat 87% van de mensen zelden of nooit het openbaar vervoer gebruikt, kan er worden aangenomen dat de kennis van alternatieven beperkt is. De mens is een gewoontedier en de  houding van de mens wordt vaak opgebouwd uit perceptie en vooroordelen. Uit een onderzoek van BBL en de UGent blijkt dat de houding tegenover de fiets en het openbaar vervoer véél positiever wordt eens men deze alternatieven een tijd regelmatig gebruikt heeft. 

Bond Beter Leefmilieu haalde 80 automobilisten uit de auto om duurzame vervoersalternatieven uit te testen. De UGent onderzocht daarna of het gebruik van alternatieven de houding ertegenover doet veranderen. Voor de testperiode schat 7% van de deelnemende automobilisten de fiets in als een snel vervoersmiddel. Na de testperiode groeit die groep tot 37%. Voor de bus en de trein geldt hetzelfde. Voor de test denkt slechts 28% van de automobilisten dat de trein gebruiksvriendelijk is, na drie maanden stijgt dat tot 70%. Ook voor snelheid, comfort en veiligheid van de trein kwamen we tot stijgende cijfers na gebruik. Niet alleen de houding verandert, ook het feitelijk gedrag bleek te veranderen na een testperiode. 75% van de deelnemers blijft zich na drie maanden duurzamer verplaatsen dan voorheen.

Ook Touring en Febiac geven alvast aan dat er moet ingezet worden op gedragsverandering en dat dit kan door een sturend systeem van rekeningrijden. Dit in combinatie met maatregelen zoals verregaande investeringen in het openbaar vervoer, zijn eerste noodzakelijke stappen. Zo niet wordt onze maatschappij steeds verder opgezadeld met de torenhoge economische, ecologische en gezondheidskosten van autorijden. En dat is in tijden waar we de schaarse middelen zo efficiënt mogelijk moeten inzetten totaal  onaanvaardbaar.