Verbrandingscentrales staan recyclage in de weg

Een nieuwe studie heeft alle Europese verbrandingscentrales voor huishoudelijk afval in kaart gebracht. Het gaat om maar liefst 450 installaties over heel Europa. In Zweden en Denemarken bestaat een enorme overcapaciteit, maar ook in Noorwegen, Nederland, Oostenrijk en Zwitserland zijn er te veel verbrandingscentrales. Dat is geen goed nieuws voor de circulaire economie. Als al het afval verbrand kan worden, blijven dynamische ontwikkelingen in recyclage en preventie uit. Want de schoorsteen moet blijven roken.

Omgekeerde logica

Alle Vlaamse restafvalzakken gaan linea recta naar een van de verbrandingscentrales. Dat restafval maakt ongeveer 30% van al het afval dat huishoudens produceren uit. In onderstaande figuur zien we dat België de capaciteit heeft om 25-50% van zijn totale geproduceerde huishoudelijke afval te verbranden. In Nederland ligt het al wat hoger met 50-75%, en Zweden en Denemarken hebben meer verbrandingscapaciteit dan ze in totaal aan huishoudelijk afval produceren. Dat betekent dat zelfs als Zweden en Denemarken geen afval meer zouden scheiden en recycleren, ze dan nog steeds voldoende centrales hebben om alles te verbranden.


Wilts and Von Gries (2015). Europe’s waste incineration capacities in a circular economy. ICE publishing.

Afval als grondstof

Afval is een grondstof, daarover is iedereen het eens. Wilts & Von Gries, de auteurs van de studie, werpen echter op dat er geen consensus is over hoeveel verbrandingscapaciteit er maximaal moet zijn om afval ook daadwerkelijk als grondstof te behandelen. Vlaanderen kiest ervoor om de verbrandingscapaciteit aan te laten sluiten bij het totaal aan geproduceerd restafval: voor alles wat gerecycleerd kan worden is er geen plaats in de verbrandingsovens, is de theorie. Maar in de praktijk heeft dat nog niet geleid tot een afbouw van verbrandingscentrales.

Vermijd overcapaciteit

Wilts & Von Gries betogen dat innovatieve planning noodzakelijk is om overcapaciteit te vermijden. Dat kan door een geïntegreerde assessment van het recyclage- én preventiepotentieel te maken. Het moet ertoe leiden dat de verbrandingscapaciteit wordt gestuurd in functie van de dynamische ontwikkelingen binnen recyclage en preventie, waardoor er op termijn minder afval wordt geproduceerd én verbrand.

Situaties zoals in Zweden, Denemarken maar ook Nederland stimuleren eerder een omgekeerde logica: de aanwezigheid van veel verbrandingscapaciteit verstoort verdere ontwikkelingen rond recyclage en preventie. In de bouw van de centrales is immers zwaar geïnvesteerd en de schoorsteen moet nu wel blijven roken -- letterlijk en figuurlijk.

De OVAM werkt hard aan een nieuw Vlaams plan voor huishoudelijk- en bedrijfsafval. Het is belangrijk dat het plan enerzijds sterk inzet op verdere recyclage (van onder meer kunststoffen) maar zeker ook op de preventie van afval. Anderzijds moet het plan slimme pistes voorleggen om de Vlaamse verbrandingscapaciteit af te bouwen in functie van de beoogde kleinere afvalberg.

Afvalbeleid