Wind op zee in woelige wateren

7 jaar moesten we wachten op een Belgisch klimaatakkoord. Nu, vijf maanden later, brengt de federale minister van Energie Marie-Christine Marghem (MR) het al in gevaar. Ze brak op de valreep de onderhandelingen open over de overheidssteun voor twee nieuwe windparken op zee, Rentel en Norther. De investeerders dreigen ermee af te haken. De projecten zullen zo goed als zeker vertraging oplopen. Dat is slecht nieuws: het behalen van de federale doelstellingen voor hernieuwbare energie komt ermee in gevaar.

De talmende minister

Althans, daarvoor waarschuwt de sector voor offshore windenergie. Die stelt dat het installeren van de voorziene 2.200MW windenergie tegen 2020 moeilijk wordt. “In de sector gelooft niemand dat het nog mogelijk is om de vijf windmolenparken tegen 2020 operationeel te hebben. De reden is de aanhoudende onduidelijkheid over het subsidiekader”, schreef De Standaard op 30 mei. Minister Marghem talmt al maandenlang met het indienen van de wetteksten voor de nieuwe subsidieregeling voor windparken.

Cruciale investering

Investeren in wind op zee is cruciaal om de energietransitie naar bijna 100% hernieuwbare energie mogelijk en betaalbaar te maken. Door de parken te bouwen leren de ontwikkelaars en financierders bij en kunnen de kosten dalen. Wind op zee staat uit het zicht, neemt geen schaarse ruimte op land in en de steeds grotere turbines halen een maximum aan energie uit de wind. Europa en België zijn een voorloper in deze technologie: hierdoor dingen onze bedrijven vaak mee voor contracten in het buitenland. De bouw van een windpark van 300MW zoals dat van Rentel is al snel goed voor 3.000 directe en indirecte jobs.

Maar wind op zee is momenteel ook de duurste hernieuwbare energiebron die steun ontvangt. De voorziene steun is goed driemaal de huidige elektriciteitsprijs. De subsidie kost ongeveer 90 à 110 euro per MWh (138 euro min de marktprijs voor elektriciteit) en ligt daarmee in de grootte-orde van de gegarandeerde elektriciteitsprijs voor nieuwe kerncentrales zoals Hinkley Point in Groot-Brittannië. Het grote verschil tussen wind- en kernenergie is echter dat de eerste in de loop der jaren goedkoper wordt en de tweede duurder.

Waarom die vertraging?

De teksten voor de subsidieregeling van de nieuwe parken blijven uit omdat de minister, daartoe ook aangepord door Open VLD, op het laatste nippertje de steun voor wind op zee wil verlagen. Nochtans is er vorig jaar al een nieuwe regeling met de sector onderhandeld. In nasleep van de discussies over de energieheffing (de ‘Turteltaks’) stelt minister Marghem nu dat ze een nieuw debacle wil vermijden.

Doorlichtingen van de CREG leren nochtans dat windenergie op zee tot nu toe niet te veel subsidies kreeg. Voor de twee parken die in 2016 hun financiering met de banken moeten afronden - eerst Rentel en dan Norther - is er wel al een klein verschil van enkele procenten tussen de productiekost van elektriciteit met het vooropgestelde rendement en de voorziene vergoeding (subsidies + elektriciteitsprijs). De productiekost valt iets lager uit dan in het verleden door de lagere financieringskosten, dit is door de gedaalde marktrente.

Een andere oplossing

Intussen besliste de regering om de kerncentrales Doel 1 en 2 langer open te houden. Dit veroorzaakt niet alleen te veel elektriciteit, maar ook nog lagere prijzen op de groothandelsmarkten van elektriciteit. Dit heeft ook een impact op de nood aan subsidies: hoe lager de elektriciteitsprijs, hoe meer subsidies nodig zijn om windturbines rendabel te krijgen.

Een daling van de stroomprijs van 10 euro per MWh - zoals bij het heropenen van alle kerncentrales- betekent in het huidige subsidiemechanisme dat er ongeveer 70 miljoen euro meer nodig is per jaar voor alle geplande windparken, of haast 1,5 miljard euro over de hele subsidieperiode. Hetzelfde probleem stelt zich voor andere technologieën zoals wind op land of gascentrales. Er is dus ook een andere manier om de subsidiekost te verlagen: overbodige kerncentrales sluiten.

Strijdvlag vs. realiteit

Toch loont het steeds de moeite om nauwkeurig door de cijfers van de windparken te gaan en de marges te onderzoeken. Maar dat moet tijdig en op een voorspelbare wijze gebeuren, zodat de investeringszekerheid voor die cruciale projecten niet in gevaar komt. Nu zet de minister - en bij uitbreiding de federale regering - de investeringszekerheid en het behalen van de klimaatdoelstellingen op het spel. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het lijkt er zelfs steeds meer op dat achter de vlag van de strijd tegen oversubsidiëring belangengroepen schuilgaan die komaf willen maken met (enkele) windparken op zee.

Eerder dan investeerders in onzekerheid te storten, zou de politieke aandacht moeten gaan naar het oordeelkundig verdelen van de subsidiekost. Dat kan door vooreerst maximaal bestaande inkomsten te gebruiken, zoals die uit emissierechten en de nucleaire rente. Daarnaast zou de doorrekening van de overige kosten moeten gebeuren in de fossiele energiebronnen (stookolie en gas) of de algemene middelen, eerder dan in de elektriciteitsfactuur. Een doorrekening per energie-eenheid stimuleert daarbij minder verbruik en geeft de mogelijkheid om de kost af te bouwen.

Ten slotte zou de burger de mogelijkheid moeten krijgen om in het door de overheid vooropgestelde rendement te delen. Dat kan door rechtstreekse participatie toe te laten. Ook zijn heel wat aandeelhouders van windparken gemeenten of andere aan overheden verbonden structuren, waardoor een deel van de opbrengsten idealiter terugstroomt naar dienstverlening voor de burger.

Grijp de kans

Zo’n symbiose van industriële spelers die internationale referenties zijn dankzij hun trackrecord in de bouw van windparken op zee, en overheden en burgers die delen in het rendement, maakt van wind op zee een kansrijk industrieel project. Maar dan moet de federale regering wel snel voor duidelijkheid zorgen.

Windenergie

Meer over Windenergie