Zet de fiets en het openbaar vervoer centraal

Heel wat van de milieuproblemen in Vlaanderen zijn gelinkt aan het overmatige autoverkeer. Verkeer kent de grootste toename van broeikasgassen, is de belangrijkste bron van uitstoot van verzurende stoffen, ligt mee aan de basis van ozonpieken in de zomer en smogperiodes in de winter en veroorzaakt te veel lawaai voor één Vlaming op drie.

Wie milieubewust wil wonen, moet er daarom in de eerste plaats voor zorgen niet volledig afhankelijk te zijn van de auto om naar het werk, de winkel of naar school te gaan. Die autoafhankelijkheid wordt mee in de hand gewerkt door de ondoordachte inplanting van woongebieden, waardoor mensen te verspreid wonen en het openbaar vervoer kansen mist.

Oplossingen kunnen gevonden worden door nieuwe woongebieden te enten op openbaar vervoersassen. Ook de opkomst van elektrische fietsen, in combinatie met functionele fietsnetwerken, biedt kansen in het versnipperde Vlaanderen. 

Vanuit milieuoogpunt is het belangrijk om onze autoafhankelijkheid te verminderen. Het zogenaamde STOP-principe staat – in woorden althans -  al jaren centraal in het Vlaamse beleid: eerst de stappers, dan de trappers, vervolgens het openbaar vervoer en pas dan personenwagens. Maar dat gebeurt uiteraard niet vanzelf.

Volgens het verplaatsingsonderzoek Vlaanderen bedraagt meer dan de helft van de verplaatsingen maximaal 5 kilometer. Ook blijkt dat 1 op de 3 Vlamingen de auto neemt voor verplaatsingen van minder dan een kilometer en dat globaal slechts 12 procent van alle verplaatsingen met de fiets gebeurt. In 7 van de 10 gevallen kiezen we voor de auto.

Om te voet gaan en fietsen  een groter aandeel te geven in onze verplaatsingen, moet in de eerste plaats ingezet worden op een kernversterkend beleid. Een goede verweving van het wonen met allerhande voorzieningen, winkels, … is noodzakelijk om het STOP-principe waar te kunnen maken. Voor een woning in lintbebouwing of voor een afgelegen woning is dat veel moeilijker.

Om van de fiets een concurrentieel alternatief te maken voor de auto, moet verder ingezet worden op functionele fietsroutenetwerken en fietssnelwegen. Voor de korte verplaatsingen is de fiets sowieso het beste vervoermiddel. Maar ook voor iets langere afstanden kan de fiets concurrentieel zijn. Zo kunnen fietssnelwegen in combinatie met de steeds populairder wordende elektrische fietsen een goed alternatief vormen voor de dagelijkse autopendel van de woning naar het werk.

Bij nieuwe woonprojecten in de stad moeten voetgangersafstanden het uitgangspunt zijn. Stedelijke voorzieningen moeten gelegen zijn op wandelafstand, wijken moeten onderling verbonden worden via wandel- en fietsassen. Door een goede mix van functies – wonen, werken, winkelen, cultuur… - op het niveau van een wijk, een bouwblok én een gebouw, ontstaan levendige en bewandelbare stadsbuurten.

Om het openbaar vervoer een boost te geven is het uitbouwen van voorstedelijke openbaar vervoernetwerken een veelbelovende piste. In randstedelijke gemeenten woont immers veel volk, dat nu vooral met de auto pendelt naar de stad. Zo ligt met het gewestelijk expresnet (GEN) een ambitieus plan op tafel om het voorstedelijk openbaar vervoer rond Brussel gevoelig uit te bouwen. Bedoeling van dit GEN is om in een straal van 30 km rond Brussel het bestaande spoorwegnet veel intensiever te gebruiken. Er zullen bijkomende treinen worden ingezet om pendelaars vanuit de rand vlot in Brussel te krijgen. Aansluitend op dit GEN wordt ook het busnet verder uitgebouwd.

Dergelijke voorstedelijke netten zouden ook rond ander steden moeten uitgebouwd worden. Meer algemeen zou het fijnmazige spoorwegnetwerk als ruggengraat gebruikt moeten worden om nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen aan op te hangen. De Mobiliteitsvisie 2020 van de Lijn, met onder meer nieuwe regionale light-rail verbindingen, kan daarvoor een goede basis bieden.

Vandaag kijkt men bij de inplanting van nieuwe woonwijken vooral naar de bereikbaarheid per auto, nieuwe woonontwikkelingen worden steevast vastgehangen aan het wegennet. Door hun optimale bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bieden stationsbuurten nochtans heel wat kansen. De buurten rond kleine stations in een voorstedelijk netwerk, bieden veel plaats voor bijkomende woonmogelijkheden. En om naar de stad te gaan, is de trein vlakbij. Met uiteindelijk minder autopendel naar en meer verkeersveiligheid in de opnieuw bruisende stadsbuurten als gevolg.

Volgende week deel 5: Samenhuizen, van individueel bezit naar co-eigendom

Gedeelde mobiliteit