Statiegeld op PET-flessen en blikjes: veelgestelde vragen

Waarom is statiegeld noodzakelijk? Wat is de impact van het invoeren van statiegeld in België en wat zijn de voordelen en nadelen van zo'n systeem? Wij geven antwoord op jouw vragen rond statiegeld en zwerfvuil. 

1. Hoe werkt een systeem met statiegeld?

1.1. Wat is statiegeld op flessen en blikjes?

Statiegeld werkt zoals een waarborg. Je bezit niet langer de blikjes en plastic flessen die je koopt, je hebt ze in bruikleen. Je gooit ze niet weg, maar brengt ze terug en dan krijg je de waarborg die je betaalde ook weer terug.

Concreet betaal je bij aankoop van een drankproduct in PET-plastic of blik een klein extra bedrag (bv. € 0,25) aan de verkoper. Je krijgt deze waarborg terug bij teruggave van de verpakking aan één van de inzamelpunten. 

Het systeem passen we in Vlaanderen al jaren toe op glas (denk aan bierflesjes). Het is de beste garantie om te vermijden dat mensen de verpakkingen weggooien op straat of in de natuur, want iets dat waarde heeft, gooien mensen doorgaans niet weg.

1.2. Voor welke soort grondstof werkt een statiegeldsysteem het best?

Voor grondstoffen die een relatief snelle omlooptijd hebben en die na gebruik niets waard zijn voor de eindgebruiker, maar wel een grote milieu-impact hebben of grondstofwaarde bevatten, is een statiegeldsysteem de beste manier om ze opnieuw in te zamelen voor hergebruik of recyclage.

Het principe is ideaal voor zogenaamde ‘fast moving consumer goods’ zoals drank(verpakkingen), maar ook voor kostbare metalen in bijvoorbeeld GSM’s en tablets. Het is effectief, omdat de financiële prikkel geen gelijke kent in het behalen van hoge inzamelpercentages: statiegeldsystemen halen rond de 95%. Het is ook efficiënt, omdat de grote inzamelpercentages en de zuivere stroom aan materialen hergebruik of recyclage gemakkelijker en minder duur maakt.

1.3. Hoe zorgt statiegeld voor een gedragswijziging bij mensen?

Tegenstanders van statiegeld verwijzen vaak naar de nood van gedragswijziging bij consumenten. Mensen moeten volgens hen overtuigd of gedwongen worden om niets meer op straat te werpen. Zij stellen sensibiliserings- en repressiemaatregelen voor (via het installeren van camera’s, hoge GAS-boetes en dergelijke). 

Dat doen we al enkele decennia, maar intussen is nog steeds geen fundamentele gedragswijziging ontstaan, omdat mensen (psychologisch) zo niet in elkaar zitten. Daarom is een statiegeldsysteem een elegante oplossing, want via de financiële prikkel wordt het terugbrengen van verpakkingen als het ware de basisoptie

Mensen moeten geen inspanning leveren om de ‘goede’ keuze te maken, want die is namelijk overduidelijk. Het is dus een soort van morele ontzorging, waardoor de mentaliteitswijziging zich volautomatisch voltrekt, zoals dat in Duitsland en Scandinavische landen het geval is en het er de normaalste zaak van de wereld is. 

1.4. Wie beheert het statiegeldsysteem?

Een centraal beheerorganisme (zoals Fost Plus) coördineert het systeem. Deze instelling beheert de inzamelmachines (via groepsaankopen of leasing), verrekent de statiegelden tussen verkopers en inzamelpunten, regelt de logistieke keten naar de ophalers, verwerkers en recycleurs, organiseert communicatiecampagnes, onderhoudt relaties met producenten en overheid, enzovoort. 

1.5. Moet je verpakkingen inleveren op de plaats waar je ze hebt gekocht?

De plaats van aankoop door de consument (en dus de betaling van statiegeld aan de verkoper) is niet noodzakelijk de plaats van inzameling. De consument kan dus vrij kiezen waar hij of zij verpakkingen inlevert. 

Voor de handelaars maakt dit uiteraard wel een verschil. Op bepaalde plaatsen komen namelijk vaker verpakkingen binnen dan er verkocht worden, of omgekeerd. Daarom verrekent een centraal beheerorganisme (zoals Fost Plus) deze verschillen bij de handelaars en inzamelpunten, zodat zij hier geen voor- of nadeel van ondervinden.

1.6. Welke rol speelt de overheid?

De overheid bepaalt het wettelijke kader en regelt de erkenning van het centraal beheerorganisme. Het stelt de doelstellingen op die het systeem moet behalen en voert controle op de naleving van die doelstellingen en de wettelijke bepalingen.

1.7. Welke rol spelen de producenten?

De producenten dragen de eindverantwoordelijkheid voor het op de markt brengen van de dranken en dus ook van de verpakkingen. Daarom financieren zij het centraal beheerorganisme en de daaraan verbonden kosten. Dat doen ze op dit moment al met Fost Plus. 

1.8. Neemt de producent een grotere verantwoordelijkheid op in een statiegeldsysteem?

De opruiming van zwerfvuil is vandaag de facto een subsidie van de overheid aan bepaalde mensen en bedrijven om te mogen vervuilen. Deze laatsten ontlopen hun verantwoordelijkheid en schuiven die af op gemeenten en burgers. Via een statiegeldsysteem moeten producenten een grotere bijdrage leveren dan vandaag het geval is. 

De producenten draaien vandaag niet op voor het opruimen van verpakkingen in de natuur en onze leefomgeving, enkel voor het bestaande inzamelingssysteem van de blauwe PMD zak (via Fost Plus). Evenmin brengen ze de gevolgen van de plastic soep in de oceanen (en andere dergelijke problemen) mee in rekening. 

Dankzij een statiegeldsysteem dragen producenten de volledige (100%) eindverantwoordelijkheid voor hun verpakkingen. Als het systeem via niet-geïnd statiegeld en de verkoop van recyclaat niet zelfbedruipend is, dan passen de producenten bij om de financiering rond te krijgen. 

1.9. Hoe wordt een statiegeldsysteem gefinancierd?

De werking van het centraal beheerorganisme steunt op drie financieringsbronnen. Ten eerste leveren de verpakkingen die naar recyclage-installaties gaan, geld op. Hoe zuiverder dit materiaal, hoe hoger de prijs. 

Ten tweede zijn er mensen die hun statiegeld betalen bij de aankoop van een drank, maar niet innen. Dat gebeurt wanneer ze de verpakkingen bv. in een vuilnisbak op straat of in de klassieke PMD-zak gooien. 

Tot slot leveren de producenten een bijdrage indien de twee eerste bronnen onvoldoende blijken. We schatten die bijdrage, in navolging van het goed werkende Noorse voorbeeld, op ongeveer 1,5 cent per plastic fles en 0,5 cent per blikje. Dit zijn tevens de bedragen die minister Schauvliege voorstelt in haar verpakkingsplan.

1.10. Lost statiegeld het zwerfvuilprobleem helemaal op?

Zwerfvuil bestaat uit een grote groep aan materialen en voorwerpen. Blikjes en flessen maken wel 40% uit van het volume van al het zwerfvuil. Als we gelijkaardige cijfers halen als pakweg Duitsland of Noorwegen, dan kunnen we alvast het grootste deel van dat afval uit onze natuur en leefomgeving halen. 

Voor andere vormen van zwerfvuil moeten we andere oplossingen bedenken. Denk aan voedselverpakkingen (broodjes, foodtrucks, snoep,...). Statiegeld als middel tegen flessen en blikjes in het zwerfvuil, staat oplossingen voor die andere problemen helemaal niet in de weg.

1.11. Moet de blauwe zak verdwijnen in een statiegeldsysteem?

Een statiegeldsysteem voor PET-flessen en blikjes kan perfect bestaan naast andere inzamelingssystemen voor plastics. Dat gebeurt nu al in andere landen, zoals Duitsland en Noorwegen. 

We zijn daarom voorstander van een statiegeldsysteem voor PET en blik, met behoud van de blauwe zak. In die blauwe zak zamelen we voortaan de plastics van lage kwaliteit (botervlootjes, folies, …) in, die nu in de restafvalzak belanden en tot nu toe gewoon verbrand werden in een afvaloven. Dit is tevens wat minister Schauvliege in haar verpakkingsplan voorstelt.

2. Wat zijn de kosten en baten van een statiegeldsysteem?

2.1. Welke vermindering aan zwerfafval kan een statiegeldsysteem voor PET-flessen en blikjes opleveren in Vlaanderen?

Ovam heeft in 2015 een impactanalyse laten uitvoeren over de invoering van statiegeld in Vlaanderen. Qua volume maken drankverpakkingen in Vlaanderen 40% uit van de totale hoeveelheid zwerfvuil. In gewicht is dat ongeveer 33% van het zwerfvuil, wat overeenkomt met 5.575 ton aan verpakkingen die we uit onze leefomgeving en natuur kunnen houden. CE Delft schat dat een statiegeldsysteem het aandeel flesjes en blikjes in het zwerfafval kan terugdringen met 70%-90%. 

Een studie die eind april 2018 werd uitgevoerd in Limburg, toont aan dat 43,3 procent van het volume aan zwerfvuil uit plastic en metalen blikjes bestaat. Terwijl de statiegeldstudie van Ovam op schattingen is gebaseerd, is de Limburgse studie de eerste die op wetenschappelijke leest is geschoeid.

2.2. Hoeveel betalen gemeenten vandaag voor het opruimen van zwerfafval?

In 2013 schatte de Vlaamse afvalmaatschappij OVAM de totale factuur voor de Vlaamse gemeenten op 55,1 miljoen euro. De totale kosten voor Vlaanderen werden geschat op 61,5 miljoen euro. 

Ondertussen heeft OVAM de meetmethode verbeterd. Voor 2015 komt OVAM nu uit op een bedrag van 155,4 miljoen euro op rekening van de gemeenten. Tellen we daar de kosten van agentschappen, intercommunales en waterwegbeheerders bij, dan lopen de totale beleidskosten op tot 164.9 miljoen euro. 

2.3. Kunnen gemeenten (en dus de belastingbetaler) met een statiegeldsysteem hun opruimkosten voor zwerfvuil drukken?

Het volume van het zwerfvuil is bepalend voor de uiteindelijke kost van zwerfvuilopruiming. De impactanalyse van OVAM stelt duidelijk dat de kost voor het opruimen van zwerfvuil en ledigen van straatvuilbakken zal dalen met ongeveer een derde. 

Uit dezelfde studie blijkt dat statiegeld de kosten van het opruimen en voorkomen van zwerfafval voor gemeenten met ongeveer 20,1 miljoen euro kan verminderen. Dit bedrag is evenwel gebaseerd op studiewerk uit 2013. De kosten voor gemeenten werden toen slechts geschat op 55,1 miljoen euro in plaats van 155,4 miljoen. 

De besparingen dankzij een statiegeldsysteem zijn in de impactanalyse dus fel onderschat. De eerdere geschatte besparing van 20,1 miljoen euro kan dus gecorrigeerd worden naar 56,7 miljoen euro.

De kost voor het opruimen wordt voor meer dan 90% betaald door lokale besturen, de rest via agentschappen van de Vlaamse overheid en anderen. Met andere woorden: de belastingbetaler kan een flink bedrag besparen. 

2.4. Gaat de evolutie van het zwerfvuil de goede kant op?

De hoeveelheid zwerfafval in 2015 wordt door OVAM geschat op 20.426 ton. In 2019 steeg dit zelfs tot 22.641 ton. Dat is dus 29,4 procent méér zwerfvuil gemeten in 2019 dan in 2013. Dit heeft mogelijk te maken met verbeterde meetmethodes, maar het is alvast duidelijk dat er van een fundamentele trendbreuk geen sprake is. Dat blijkt ook uit de getuigenissen van de talloze vrijwilligers en gemeenten die het hele jaar door blikjes en flesjes blijven opruimen.

Het is belangrijk te onthouden dat Vlaanderen zich in haar uitvoeringsplan huishoudelijk afval tot doel stelt om het zwerfafval tegen 2022 met 20% (qua gewicht) te laten dalen. Dit jaar evalueert de Vlaamse overheid of het zwerfvuilbeleid voldoende resultaat oplevert. Het is een belangrijke mijlpaal om het beleid richting 2022 bij te sturen. 

2.5. Kost een statiegeldsysteem geld aan winkeliers en supermarkten?

Er zijn uiteraard kosten verbonden aan een statiegeldsysteem, zoals bijvoorbeeld de aanschaf en het beheer van inzamelingsmachines en het beheersysteem. Tegenstanders van statiegeld beweren dat dit de retailsector op kosten zal jagen, maar dat is niet juist. Het zelfs perfect mogelijk om ervoor te zorgen dat ook retailers en winkeliers financieel voordeel halen uit zo’n systeem. 

In Noorwegen is bv. een beheerorganisme opgezet (Infinitum), nota bene door de drankenproducenten zelf. Supermarkten en winkels die een inzamelingsmachine plaatsen, krijgen van Infinitum een vergoeding (de zogenaamde ‘handling fee’) per flesje en blikje dat ze inzamelen. 

Die handling fee compenseert de kosten van supermarkten en winkels en laat toe om de investeringskost op slechts enkele jaren terug te verdienen, zodat ze op termijn zelfs financieel baat hebben bij het systeem. In Noorwegen verdienen supermarkten hun investeringen binnen ongeveer 3 jaar terug, terwijl de geschatte levensduur van een statiegeldmachine tussen de 7 tot 10 jaar ligt. 

2.6. Moet elke winkel of verkooppunt een machine installeren?

In het voorstel dat OVAM heeft ontwikkeld, zouden middelgrote en grote distributiecentra (meer dan 400m2) verplicht zijn om als inzamelpunt te fungeren. Overige verkooppunten zouden niet verplicht zijn statiegeldverpakkingen terug te nemen, maar kunnen zich wel vrijwillig aansluiten. 

Het is ook mogelijk om in kleine verkooppunten te werken met inzameling via eenvoudige zakken, die vervolgens via het principe van ‘reversed logistics’ worden meegegeven met de drankleveranciers, zoals dat bv. in Noorwegen gebeurt. Machines kunnen ook in afvalstraatjes, openbare parkings e.d. staan, zodat het centraal beheerorgaan in samenwerking met overheden een goede spreiding in het land kan voorzien.

Bestaande voorbeelden tonen aan dat de meeste verkooppunten, ook de kleine, uiteindelijk meedoen aan het systeem, enerzijds omdat ze er op termijn financieel baat bij hebben, en anderzijds omdat ze het zien als een manier om aan klantenbinding te doen. Iemand die verpakkingen terugbrengt, is namelijk sneller geneigd om nieuwe artikelen in de winkel te kopen alvorens naar huis of het werk te gaan. 

2.7. Kost een statiegeldsysteem geld aan de producenten?

In het goed werkende systeem in Noorwegen betaalt de industrie 0,52 cent voor een blikje en 1,56 cent voor een plastic fles. In vergelijking met de prijzen in Noorwegen (die er enkele malen duurder zijn dan bij ons) is dat in verhouding heel laag. 

In Vlaanderen stelt minister Schauvliege gelijkaardige bedragen voor. Rekening houdend met de gehele kostenstructuur en de bedragen die aan marketing worden besteed, is dit een faire inspanning die de producenten best aankunnen. Bovendien zorgt die kost ervoor dat de tot op vandaag geëxternaliseerde kosten van zwerfvuil in de productieprijs worden verrekend. 

2.8. Is statiegeld een extra kost voor de burger?

Tegenstanders van statiegeld voeren aan dat statiegeld asociaal is. Statiegeld zou iedereen laten meebetalen, en zou de mensen treffen die vandaag netjes sorteren. Dat klopt niet, want wie in een statiegeldsysteem netjes sorteert, krijgt zijn geld terug. 

Het huidige systeem is daarentegen wraakroepend. Op dit moment komen vervuilers (de individuen) en de verantwoordelijken van de verpakking (de producenten) ongestraft weg indien een blikje of fles in de natuur of leefomgeving belandt. Zij hoeven er niet voor te betalen.

De belastingbetaler betaalt wel voor het zwerfvuil, met name via de gemeente, die personeel in dienst heeft en machines moet aanschaffen om zwerfvuil op te kuisen. Ook vrijwilligers, die via campagnes gemobiliseerd worden, nemen een kost op zich (in de vorm van arbeid).

Tot slot draagt ook het milieu een niet in geld uit te drukken kost, doordat de verpakkingen die niet opgehaald worden, fauna en flora aantasten. 

2.9. Zal een statiegeldsysteem leiden tot meer grensaankopen?

De vrees bestaat dat de invoering van statiegeld op eenmalige drankverpakkingen leidt tot een verschuiving van aankopen van dranken naar het buitenland. Die aankopen uit het buitenland vinden nu al plaats, tussen de 5-8% volgens de impactstudie, aangezien de prijzen in Nederland en Frankrijk (maar niet in Duitsland) lichtjes lager zijn.

Zoals de impactanalyse van OVAM duidelijk maakt, hangt de verhouding tussen kostprijs en opbrengsten van een statiegeldsysteem volledig af van de manier waarop het systeem wordt ontworpen. Het is dus perfect mogelijk om prijsstijgingen ten opzichte van het buitenland te vermijden. 

Consumenten zullen ook minder geneigd zijn om producten in het buitenland aan te kopen, als men de verpakkingen niet in Belgische inzamelpunten kwijt kan. In elk geval zijn er geen indicaties uit het buitenland dat statiegeld heeft geleid tot prijsstijgingen en/of geleid heeft tot meer aankopen in het buitenland.

Tot slot is het verschil in prijs op plaatsen waar al grensaankopen plaatsvinden veel hoger dan de 1,5 cent per plastic fles en 0,5 cent per blikje die producenten eventueel zouden doorrekenen. De extra brandstofkosten wegen bij deze erg lage bedragen te zwaar door. Indien producenten vrezen om marktaandeel te verliezen, kunnen ze er bovendien voor kiezen om die verwaarloosbare kost zelf te dragen, in plaats van ze door te rekenen aan de consument. 

3. Wat is de situatie in onze buurlanden?

3.1. Wat met het Verenigd Koninkrijk?

De plannen van Schotland om statiegeld in te voeren bestaan al langer. Sinds mei 2020 heeft het Schotse parlement het ‘deposit return system’ (statiegeldregeling) gestemd. Alle dranken verkocht in PET-plastic, metaal en glas krijgen een vast statiegeld van 20 pence. 

In het Verenigd Koninkrijk in het algemeen heeft de regering in maart 2018 beslist om alle plastic, glazen en metalen drankcontainers te gaan inzamelen via een statiegeldsysteem. Ook daar zijn grote supermarkten zoals Tesco en Iceland uiteindelijk mee op de kar gesprongen om het systeem te steunen. In juli 2019 verklaarde de Britse regering dat ze mikt op 2023 om een volledig werkend statiegeldsysteem te hebben. De Britse overheid houdt momenteel een consultatieronde. 

3.2. Wat met Duitsland (en de Scandinavische landen)?

In Duitsland bestaat statiegeld op PET-flessen en blikjes sinds 2003 en is het retourpercentage van flessen en blikjes via statiegeld 94-98,5%. Ook in Noorwegen, Zweden en Denemarken bestaan al jaren succesvolle statiegeldsystemen op PET-flessen en blikjes. 

3.3. Wat met Frankrijk?

In Frankrijk worden stappen genomen om statiegeld op plastic flessen en blikjes in te voeren. Men neemt zich voor om dit eerst in te voeren op plaatsen waar de inzamelpercentages het laagst zijn. In Frankrijk zijn dat de dichtst bevolkte stedelijke zones. Op basis daarvan kan het systeem vervolgens uitgebreid worden. Men zal er statiegeld invoeren als de lokale overheden er niet in slagen om te voldoen aan de Europese verplichting om 77% van de plastic flessen in te zamelen tegen 2025 en 90% tegen 2029. In het tweede semester van 2023 zal een evaluatie plaatsvinden om te bekijken of de lokale overheden zich op het juiste traject bevinden.

3.4. Wat met Nederland?

In Nederland wordt momenteel statiegeld geheven op grote PET-flessen van meer dan 1 liter. Na verscheidene jaren politiek gekrakeel besloot de Nederlandse Regering in april 2020 om ook statiegeld van 15 eurocent op kleine plastic flesjes in te voeren. Recent kwam daar ook statiegeld op blikjes bij. Tot voor kort hadden het kabinet en de verpakkingssector nog een afspraak om het aandeel blikjes in het zwerfvuil met ten minste 70 procent terug te brengen. Al snel werd duidelijk dat de producenten niet aan deze doelstelling konden voldoen. Zo besloot Nederland - eerder dan gepland - statiegeld van 15 eurocent toe te passen op blikjes vanaf 31 december 2022. 

3.5. Wat met Wallonië en Brussel?

De Brusselse regering schreef in juli 2019 over de invoering van een statiegeldsysteem. Niet veel later sprak de Waalse Regeringscoalitie haar steun uit voor een statiegeldsysteem. Zo staat in het Waals Regeerakkoord op pagina 29: “na evaluatie van de huidige pilootprojecten, zal de Regering de progressieve uitvoering, op het niveau van België, van een statiegeldsysteem of een retourpremiesysteem voor de blikjes en PET-flessen, dat economisch leefbaar en doeltreffend is en toestaat om om het milieu en de openbare netheid te verbeteren.”

Vanzelfsprekend zou een Belgisch systeem voor statiegeld efficiënter werken, en zou het voor handelaars, consumenten en politiek beslist een goede zaak zijn om een gedeeld systeem (beheerd door Fost Plus) op te starten. 

3.6. Wat met de Europese Commissie?

Sinds kort schakelt de Europese Commissie een versnelling hoger in de strijd tegen schadelijk plastic afval. Ze bereiden onder meer een nieuwe richtlijn voor om eenmalig gebruik van plastics (wegwerpplastics) terug te dringen. Daaronder vallen ook plastic flessen. 

Een van de meest opvallende doelstellingen is de ambitie om tegen 2025 90% van de plastic wegwerpflessen die op de markt komen, in te zamelen. Dat kan op twee manieren: ofwel via een rechtstreeks statiegeldsysteem, ofwel door een systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Producenten moeten in dat geval opdraaien voor de kosten van inzameling, transport en verwerking, voor de opruimkosten in geval van zwerfvuil, en voor de kosten voor sensibilisering. De ervaring in landen zoals Noorwegen leert dat, in het geval van hoge inzameldoelstellingen, enkel een statiegeldsysteem in aanmerking komt. De Commissie weet dat dit een gevoelig thema is en laat de keuze, maar de facto zal dit op hetzelfde neerkomen.

4. Wat is het draagvlak?

4.1. Bestaat er bij de Vlaamse burger een draagvlak voor statiegeld?

Het bureau voor marktonderzoek GfK voerde begin juni 2018 een enquête uit bij 5134 Belgen over statiegeld, in opdracht van Recycling Netwerk Benelux. Intussen schaart 87% zich achter de stelling dat statiegeld het zwerfvuil zou terugdringen, een grote stijging sinds de enquête van Test-Aankoop (zie hieronder). Opmerkelijk: bij de kiezers van de N-VA en Open VLD is een hele grote meerderheid voorstander van statiegeld. Nochtans spraken deze twee regeringspartijen zich vooralsnog niet positief uit over statiegeld.

Enkele maanden voor dit onderzoek van GfK liet ook Test Aankoop een enquête uitvoeren: 66% van de Belg bleek toen al voorstander. Mocht het systeem van statiegeld worden ingevoerd, dan is 88% van de ondervraagden bereid om verpakkingen terug te brengen naar inzamelpunten zoals de supermarkt. 

Het Belang van Limburg deed in 2015 een gelijkaardige oefening, en in 2018 kwamen gelijkaardige cijfers naar boven: 75% is voorstander. In buurten waar zwerfvuil ligt, stoort 91% van de bewoners zich eraan. Dat is niet toevallig, want ook in de rest van Vlaanderen stoort de Vlaming zich het meest aan zwerfvuil, aldus de stads- en gemeentemonitor van de Vlaamse overheid.

Bij een enquête van L’Avenir uit 2011 onder ruim 3.800 Belgische respondenten, reageerde 61% positief op het idee om statiegeld in te voeren als dat helpt om zwerfvuil in de bermen tegen te gaan.

4.2. Fost Plus heeft ook een enquête laten uitvoeren, met slechte resultaten voor statiegeld. Welke moet ik nu geloven?

Fost Plus organiseerde een enquête over statiegeld via het online onderzoeksbureau iVOX. Ze vonden slechts 22% voorstanders van statiegeld, 32% blijft neutraal. De vraagstelling van Fost Plus is echter bijzonder misleidend. 

De enquête steekt van wal met een zogenaamde ‘leidende vraag’. Hiermee stuurt men mensen subtiel naar bepaalde antwoorden. In dit geval wordt gevraagd om de blauwe zak te evalueren (76,4% is positief). Vervolgens vraagt Fost Plus om een keuze te maken tussen de blauwe zak of statiegeld. 

Dat is een valse keuze, want in werkelijkheid kunnen ze prima naast elkaar bestaan. Bovendien hebben de respondenten al aangegeven positief te zijn tegenover de blauwe zak, waardoor het wel erg lastig wordt om bij de vervolgvraag de blauwe zak de rug toe te keren ten voordele van statiegeld.

Daarnaast peilt de enquête enkel naar de nadelen van een statiegeldsysteem, niet naar de voordelen. Ook ligt het antwoord vaak al in de vraag besloten. Deze tendentieuze vraag is een goed voorbeeld: “In welke mate zou u akkoord gaan met de stijging van de verkoopprijs [...] om de kosten te dekken van een statiegeldsysteem?” 

Conclusie: omdat de enquête geen wetenschappelijke standaard haalt, zijn de resultaten niet geloofwaardig. Het is geen toeval dat ze ingaan tegen resultaten van andere enquêtes in binnen- en buitenland (zoals Ierland en het Verenigd Koninkrijk). 

4.3. Wie steunt statiegeld in Vlaanderen?

Sinds november 2017 verenigen organisaties, bedrijven en lokale overheden die voorstander zijn van statiegeld zich in de Statiegeldalliantie. Begin mei steunden al 158 van de 308 Vlaamse gemeenten de vraag van de Statiegeldalliantie om dit jaar statiegeld in te voeren op alle drankblikjes en plastic drankflessen. Samen vertegenwoordigen alle aangesloten gemeenten 3,3 miljoen Vlamingen, meer dan 1 inwoner op 2.

Daarnaast zijn er nog tal van andere organisaties lid van de alliantie. Begin mei waren in Vlaanderen en Nederland al 646 lokale overheden, organisaties en bedrijven aangesloten. De volledige lijst staat op de site van de Statiegeldalliantie

4.4. Hoe kijken mensen in het buitenland naar statiegeld?

Statiegeldsystemen zijn al op 38 plaatsen in het buitenland ingevoerd. In Scandinavische landen, Duitsland en Nederland is het systeem volledig ingeburgerd. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat mensen in Vlaanderen dat niet even vanzelfsprekend zullen vinden eens het systeem is ingevoerd.

Het Nederlands Kennisinstituut Duurzaam Verpakken, een door het bedrijfsleven gefinancierde organisatie, liet recent een studie uitvoeren over de aanvaarding van verschillende inzamelsystemen. Daaruit blijkt dat mensen statiegeld helemaal niet vervelend vinden. 

Op pagina 37 van die studie staat een duidelijke grafiek, waarbij opvalt dat “ook het bewaren en terugbrengen van PET-flessen gemiddeld als zeer gemakkelijk wordt beoordeeld.” Statiegeld krijgt op het vlak van gemak de hoogste waardering van alle inzamelingshandelingen die worden voorgesteld. 93% vindt het bewaren en terugbrengen van flessen tamelijk tot zeer gemakkelijk. 

5. Wat met de blauwe PMD-zak?

5.1. Is het beter om PET-flessen via een statiegeldsysteem te recycleren?

Gerecycleerd PET uit een statiegeldsysteem is zuiverder dan materiaal dat via een ander systeem, zoals de blauwe zak (PMD), is ingezameld. Dankzij statiegeld is het ingezameld materiaal namelijk per definitie een monostroom. Er zijn dus geen andere materialen die voor contaminatie (vermenging) zorgen. Hoe zuiverder het materiaal, hoe makkelijker te recycleren en hoe hoger de prijs die recyclagefabrieken betalen voor het materiaal.

Zoals de impactstudie van OVAM aangeeft, waren de prijzen voor PET-materiaal uit het Nederlandse systeem in de periode 2012 tot 2014 zo’n 650 tot 800 euro per ton. Dit is zo’n 200 euro per ton meer dan de waarde voor PET die Fost Plus op haar website publiceert (ten tijde van de publicatie in 2015). 

Fost Plus stelt daarentegen een nieuwe, uitgebreide blauwe zak voor. Ze stellen zich tot doel om alle plastics, onafhankelijk van de kwaliteit, te verzamelen in de PMD-zak. Dat levert dus een gemengde stroom aan materialen op. Voor een hoogwaardige recyclage van PET-flessen en blikjes zorgt dat voor problemen, omdat een gemengde stroom de kwaliteit en dus de waarde van het gerecycleerd materiaal verlaagt. 

Die minderwaardige fractie moet dus uitgesorteerd worden, terwijl dat bij een statiegeldsysteem al bij de bron gebeurt: het levert monostromen op. Bronscheiding is efficiënter en levert betere resultaten op dan nascheiding.

5.2. Is het beter om blikjes via een statiegeldsysteem te recycleren?

Slechts de helft van de op de markt gebrachte blikjes wordt ingezameld via de blauwe zak. Nog steeds belandt 20% van de blikjes in de restafvalzak, waarna ze in een afvaloven verbrand worden. Verbranding is ook het lot van blikjes afkomstig van opgeraapt zwerfafval of straatvuilnisbakken. Vervolgens recupereert men het metaal na verbranding. 

Onderzoek van studenten aan de KULeuven tonen aan dat op die manier slechts 65,64% van de metalen verpakkingen wordt gerecycleerd. Dat contrasteert fel met de 102,6% recyclage die Fost Plus rapporteert

Volgens de impactanalyse van OVAM gaat het jaarlijks om 9.000 ton, die men simpelweg bij de recyclagecijfers telt. Men houdt er geen rekening mee dat heel wat metaal in de restafvalzak terecht komt dat niet afkomstig is van op de markt gebrachte drankblikjes. Daarom rapporteert Fost Plus erg hoge recyclagecijfers.

Bovendien zijn de metaalslakken van slechtere (want niet homogene) kwaliteit, net zoals PET uit de blauwe zak ook van mindere kwaliteit is. Een statiegeldsysteem levert een stroom van hogere kwaliteit op, wat hoogwaardige recyclage vanzelfsprekend ten goede komt. Daarom rapporteert Fost Plus erg hoge recyclagecijfers. In realiteit wordt slechts de helft gerecycleerd. 

5.3. Is recyclage van PET-flessen via een statiegeldsysteem conform de regels rond voedselveiligheid?

Het Europees voedselveiligheidsagentschap (European Food Safety Authority of EFSA) legt beperkingen op in het hergebruik van materialen om de voedselveiligheid te bewaken. De bedoeling is o.a. het vermijden van het risico op besmetting door chemicaliën.

Een van de maatregelen van het EFSA bepaalt dat in gerecycleerd PET het aandeel van PET uit non-food verpakkingen niet groter mag zijn dan 5%. Minstens 95% van de nieuwe gerecycleerde verpakking moet dus afkomstig zijn van plastic uit voedselverpakkingen.

Een statiegeldsysteem levert een zuivere stroom op, en bestaat 100% uit voedselverpakkingen, zodat ze volledig kan gerecycleerd worden in nieuwe drankverpakkingen. 

Dat geldt niet voor de (uitgebreide) blauwe zak, waar ook non-food verpakkingen in terecht komen, bovenop allerhande vervuiling. Het is de vraag hoe men na sortering aan 95% voedselverpakkingen komt. Dat kan bv. door bijmenging van PET afkomstig van statiegeldsystemen.

5.4. Is een statiegeldsysteem beter om ‘bottle-to-bottle’ te recycleren?

In Antwerpen wordt amper 5% van alle plastic drankflessen in de blauwe zak gerecycleerd tot een nieuwe fles. Dat is geen voorbeeld van een circulaire economie, waarin onze grondstoffen steeds opnieuw in de keten belanden. In realiteit worden de grondstoffen ‘gedowncycled’: ze worden toegepast in minderwaardige toepassingen en verdwijnen zo uiteindelijk uit de keten.

In Duitsland of Scandinavië, waar statiegeldsystemen heersen, halen ze veel betere cijfers: 30 à 40% bottle-to-bottle recyclage. 

5.5. Haalt Vlaanderen goede recyclagecijfers?

We krijgen dikwijls te horen dat Vlaanderen koploper is in recyclage. Er is echter een probleem met de rekenmethodes, waardoor de inzamel- en recyclagepercentages voor plastic en blik (maar ook voor glas en drankkartons) stelselmatig worden overschat. 

Recycling Netwerk Benelux maakte een gedetailleerde analyse waarin dit uitvoerig wordt toegelicht. Daaruit blijkt dat maximaal 61,2% tot 67,2% van de plastic flessen recycleerd wordt (in plaats van 87,7% volgens Fost Plus). Voor blik is dat slechts de helft (in plaats van de 102,6% volgens Fost Plus, wat eigenlijk onmogelijk is).  



Dit komt onder meer omdat ongeveer 5-10% van de drankverpakkingen in het afval door consumenten is aangekocht in het buitenland en niet afkomstig is van leden van Fost Plus. 

Daarnaast komt zo’n 8% van de verpakkingen op de Belgische markt van fabrikanten die niet aangemeld zijn bij Fost Plus. Dit zijn de zogenaamde 'freeriders'. Deze verpakkingen worden ingezameld via de blauwe zak en opgeteld bij de recyclagecijfers. 



De officiële berekeningen gaan er ook van uit dat alles wat wordt uitgesorteerd, ook wordt gerecycleerd. Voor PET-flessen leidt dit tot een overschatting van circa 6%. Bovendien zijn ook de schattingen voor blik (zie 5.2.) fel overschat. 

6. Specifieke of andere vragen

6.1. Betalen producenten al bijdragen op verpakkingen?

Sinds de jaren ‘90 is een federale verpakkingsbijdrage in voege. Die heffing wou vooral herbruikbare verpakkingen stimuleren, aangezien een heffing wordt gelegd op elke op de markt gebrachte verpakkingen. De verpakkingsbijdrage is er gekomen als compensatie voor het afschaffen van accijnzen op drinkwaters, deels voor andere niet-alcoholische dranken, en een forse verlaging van de btw.  

De bijdrage levert de schatkist jaarlijks ongeveer 322 miljoen op, maar aangezien ze niet sturend is, stelt minister Schauvliege in haar verpakkingsplan voor om de verpakkingsbijdrage te doen dalen in ruil voor het invoeren van een statiegeldsysteem. We moeten hierbij wel opletten dat herbruikbare verpakkingen niet benadeeld worden tegenover wegwerpverpakkingen. Dit moeten we met andere woorden kaderen in een breder verpakkingsbeleid met maatregelen om herbruikbare verpakkingen te stimuleren. Dat blijft vanuit milieustandpunt altijd de beste keuze. 

6.2. Dragen we zelf een verantwoordelijkheid voor de zogenaamde ‘plastic soep’ in onze oceanen?

Het plastic probleem in onze oceanen is zoals klimaatverandering: naarmate we er meer over kennen, blijkt het steevast ernstiger dan gedacht. De zogenaamde plastic soep is 16x groter dan eerder gedacht, en ze groeit exponentieel. Zelfs op het diepste punt van de oceaan (de Marianentrog) vind je plastic afval, waar het afbreekt in kleine partikels en in de voedselketen belandt. 

Dit geldt ook voor de Noordzee. De gegevens van de UGent en het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) spreken boekdelen: Er drijven op 'ons' deel van Noordzee gemiddeld 3.875 stuks zwerfafval per vierkante kilometer. 95,7 procent is plastic. Het is duidelijk dat iedereen oplossingen moet aanbrengen om dit tegen te gaan. Vanwege de hoge inzamelpercentages van flessen via een statiegeldsysteem, is dit daarom een logische keuze.

6.3. Moeten we een systeem van volledige producentenverantwoordelijkheid invoeren?

Tegenstanders van statiegeld stellen dat we vooral moeten mikken op het invoeren van volledige producentenverantwoordelijkheid. De sector kan dan vervolgens zelf kiezen hoe ze de doelstellingen bereikt. 

Nu staat die producentenverantwoordelijkheid voor zwerfvuil al sinds 2013 beschreven in VLAREMA (het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) in art. 3.4.11.1.

De huidige invulling betekent dat de producenten (vrijwel) alleen de kosten voor de selectieve inzameling van producten betalen en bijvoorbeeld niet de kosten voor de inzameling en verwerking van producten die bij het restafval, in publieke vuilnisbakken of in het milieu (als zwerfvuil) belanden. 

Het is dus enkel een kwestie van een correcte toepassing van VLAREMA. Een statiegeldsysteem is een manier om dit meteen uit te voeren. Bovendien is het aan de drie gewestelijke regeringen in België om de inzamel- en recyclagedoelstellingen hoog genoeg te leggen, waardoor de facto een statiegeldsysteem zal ingevoerd worden, zoals het Noorse systeem aantoont. 

6.4. Hoe hoog zal het statiegeld zijn?

Het bedrag moet voldoende hoog zijn om mensen aan te zetten om de verpakkingen opnieuw binnen te brengen. In het voorkeursscenario dat OVAM heeft uitgevoerd, kiest men voor een bedrag van 25 cent per verpakking. Een teruggavepercentage van 90% is met dat bedrag een realistische inschatting. Dit is uiteraard geen definitieve keuze, maar slechts een aanbeveling. 

6.5. Hoeveel kost een statiegeldmachine?

Volgens de impactanalyse van OVAM, die cijfers heeft opgevraagd bij de fabrikanten, kost een toestel rond de 18.000 euro (in 2015). Die investeringskost wordt gecompenseerd via de handling fee die het beheerorganisme uitbetaalt aan verkooppunten met een dergelijke machine (zie 3.5).

Anderzijds kan het beheerorganisme, of desgevallend de overheid, inspringen om de aanvankelijke kost voor te schieten, zodat de verkooppunten hier zelf geen hinder van ondervinden.