De vernieuwde watertoets: een beetje verbeterd en een beetje meer verplicht

Op 10 november werd de vernieuwde watertoets voorgesteld tijdens een congres georganiseerd door de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW). De watertoets legt maatregelen op om bij het bouwen schadelijke watereffecten te voorkomen of te compenseren.

Bij bouwplannen in overstromingsgevoelig gebied is nu, in tegenstelling tot de oude watertoets, het advies van de waterbeheerder over de impact op de waterhuishouding verplicht. Wie van het advies afwijkt, zal dat moeten motiveren. Verder zijn de kaarten van de overstromingsgevoelige gebieden geactualiseerd. Er is ook een nieuwe brochure en een webapplicatie die de overheden een betere ondersteuning biedt en ook openstaat voor kandidaat-bouwers.

De vernieuwde watertoets komt deels tegemoet aan het gezamenlijk advies van de MINA-raad en de SERV naar aanleiding van de overstromingen van vorig jaar.

Naar aanleiding van het congres “de watertoets, hoe kunnen we Vlaanderen beter beschermen tegen wateroverlast” werden 19 stellingen voorgelegd aan de deelnemers afkomstig uit verschillende sectoren en overheidsdiensten. Er was opvallend veel eensgezindheid bij het beantwoorden van de stellingen. Net als de MINA-raad en de SERV vragen de respondenten een meer ‘proactieve’ watertoets, die ook op het niveau van de ruimtelijke planning speelt. Erg risicovolle gebieden moeten bouwvrij worden gemaakt, in de minder risicovolle gebieden zou ook enkel nog aangepast gebouwd mogen worden. Indien de watertoets leidt tot een bouwverbod moet een schadevergoeding worden voorzien of een grondenruil met overheidsgronden.

De vernieuwde watertoets is een stap in de goede richting, toch is er nog veel nodig om de wateroverlast tegen te gaan, zoals een goed grondbeleid en een betere handhaving.

 

De bevraging geeft aan welke pijnpunten bijkomend moeten worden aangepakt om Vlaanderen effectief tegen wateroverlast te beschermen.

Driekwart van de respondenten vindt dat het voorzien van ruimte voor water en het voorkomen van schadelijke effecten op het watersysteem in een zo vroeg mogelijke planfase moet geïntegreerd worden (dus op planniveau ipv vergunningenniveau). Maatregelen verankeren in de stedenbouwkundige voorschriften maakt deze juridisch afdwingbaar op vergunningenniveau.

De meerderheid is het ermee eens dat er in overstromingsgevoelige gebieden niet meer gebouwd mag worden en de bouwbestemming moet gewijzigd worden, zeker wat betreft grotere niet aangesneden gebieden met een acute waterproblematiek. Verschillende deelnemers benadrukken dat flankerende/compenserende maatregelen nodig zijn, zoals grondenruil en het betalen van een vergoeding via planschade. Men is ook te vinden voor de mogelijkheid om in afwachting van dergelijke bestemmingswijziging de realisatie van de woonbestemming in overstromingsgevoelige gebieden tijdelijk te bevriezen (bv. door een erfdienstbaarheid van openbaar nut in te stellen).

In bepaalde gebieden kan het volstaan om op een aangepaste manier te bouwen en ruimte voor water te vrijwaren. Bijna alle respondenten (86%) zijn het er mee eens dat in overstromingsgevoelige gebieden die een bouwbestemming behouden (bv. reeds bebouwde gebieden) moet gewerkt worden met aangepaste stedenbouwkundige voorschriften (bv. verbod tot ophogen).

Bijna alle respondenten zijn het ermee eens dat de beschikbare oppervlakte die momenteel kan overstromen in Vlaanderen netto niet mag dalen. De klimaatverandering wordt aangehaald als argument om de beschikbare oppervlakte niet enkel te behouden, maar zelfs te doen stijgen.

Een overgrote meerderheid van de respondenten geeft aan dat het beheersten van de overstromingsrisico’s een gedeelde verantwoordelijkheid is van overheid en privé. Van de overheid wordt verwacht dat ze vooral sensibiliserend en richtinggevend optreedt, verder moet ze ook controleren en sanctioneren. De bouwheer is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen die waterschade aan eigen goederen en omgeving voorkomen. Wie wil bouwen in overstromingsgevoelig gebied moet via een waterstudie kunnen aantonen dat zijn bouwproject geen verhoogd risico veroorzaakt.

Vrijwel iedereen vindt dat de watertoets het bewustzijn over de waterproblematiek kan vergroten bij bouwheren en promotoren. Vrijwel iedereen ziet wel iets in de uitbouw van een laagdrempelig waterloket waar bouwheren allerlei informatie kunnen verkrijgen in verband met de hydrologische toestand van hun perceel en de maatregelen die zij kunnen nemen tegen overstromingsrisico’s. Iedereen is het ermee eens dat de watertoetskaart van de overstrominggevoelige gebieden zoveel mogelijk geactualiseerd moet worden obv kennis van recente en mogelijke overstromingen.

De meerderheid van de respondenten is het ermee eens dat bij renovatie en uitbreiding van bestaande gebouwen dezelfde regels moeten gelden ivm het omgaan met regenwater als bij nieuwbouw. Er wordt wel aangegeven dat rekening moet gehouden worden met de aard en de omvang van de renovatie of uitbreiding. Bij de verkoop van vastgoed moet de overstromingsgevoeligheid ervan vermeld worden in zowel de compromis als in de akte zelf.

Slechts 20% van de respondenten is het ermee eens dat het in alle omstandigheden mogelijk is om in overstroombaar gebied te bouwen op een manier die ook verzekerbaar is. Bijna 80% gaat ermee akkoord dat verzekeringsvoorwaarden moeten aangepast worden om risicovol gedrag te vermijden.