Debacle biostoomcentrale legt pijnpunten Vlaams verbrandingsbeleid bloot

Dinsdag bracht een reportage van Terzake aan het licht dat de biostoomcentrale in Oostende verantwoordelijk is voor miljoenen transportkilometers van afval, dat aangevoerd wordt uit alle uithoeken van het land. Dit is het gevolg van de ongelukkige locatie van deze oven in een gebied waar er al een overaanbod aan afvalverbrandingsovens was. De reportage bevestigt ook het feit dat de biostoomcentrale initieel aan het publiek werd voorgesteld als een energiecentrale op basis van biomassa-afval, maar in realiteit restafval verwerkt en dus niet verschilt van andere afvalverbrandingsovens. Aan de basis hiervan ligt het huidige onvermogen van het Vlaams materialenbeleid om de capaciteit en randvoorwaarden voor afvalverbranding aan te sturen. 
Duurzaam materialenbeleid al te makkelijk doorkruist.

Zolang we restafval produceren, zal er nood zijn aan verbrandingsovens om dit afval op de meest milieuverantwoorde manier te verwerken. De rookgassen van de verbranding moeten volgens best beschikbare technieken zo goed mogelijk gezuiverd worden, goed gekozen inplanting moet de impact van transport beperken en we moeten de energie die vrijkomt tijdens het verbrandingsproces zo goed mogelijk recupereren. Het Vlaams Uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval legt vast dat deze criteria de basis vormen voor het beoordelen van vergunningen voor afvalverbrandingsinstallaties, samen met het in evenwicht houden van de capaciteit voor afvalverbranding met de hoeveelheden te verbranden afval. Dit laatste is cruciaal. Een te grote capaciteit zorgt voor een te lage kostprijs voor afvalverbranding, waardoor perfect recycleerbare afvalstromen niet gerecycleerd worden.

Hoe komt het dan dat ondanks de aanwezigheid van een Vlaams duurzaam materialenbeleid met duidelijke criteria, de ruimtelijke spreiding van verbrandingsovens zo ongelijk is verdeeld, dat de verbrandingscapaciteit te hoog ligt, en dat deze installaties zich kunnen opwerpen als groene energiecentrales? Het antwoord is simpel: er zijn andere hefbomen die los van het duurzaam materialenbeleid een belangrijke invloed hebben op de besluitvorming rond verbrandingsovens.

Subsidies groenestroom geven onterecht groen imago

Het materialendecreet stelt duidelijk dat de Vlaamse regering geen maatregelen mag nemen die tegen de materialenhiërarchie in gaan, tenzij ze met een objectieve onderbouwing kan aantonen dat verbranden beter is voor het milieu dan recycleren. En toch voorziet diezelfde Vlaamse regering al tien jaar dat verbranders van restafval subsidies uit groenestroomcertificaten ontvangen, hoewel verschillende studies er geen twijfel over laten bestaan dat afval recycleren meer energie bespaart dan dat men via afvalverbranding kan recupereren. Naast een economische nadeel voor recyclage-activiteiten zorgde dit ook onterecht voor een groen imago van de restafvalverbranders. De naam “biostoomcentrale” heeft indertijd gezorgd voor positieve aandacht in de publieke opinie, maar blijkt nu bijzonder ver van de realiteit te staan. Verbrandingscapaciteit wordt bepaald op provinciaal niveau.

De beslissing om een oven al dan niet te vergunnen ligt op provinciaal niveau. OVAM brengt advies aan de bestendige deputatie uit over de toepassing van de criteria uit het Uitvoeringsplan Huishoudelijk Afval en de toetsing van de nood aan extra capaciteit. Helaas gebeurt het al te vaak dat de deputatie dit advies naast zich neerlegt, zoals onlangs nog voor de compleet overbodige verbrandingsoven van Dalkia in Knokke-Heist. 

De OVAM stelde glashelder dat deze oude oven niet meer nodig was aangezien er tien kilometer verder in Brugge een milieukundig en energetisch betere oven staat die een tekort heeft aan afval. Maar de provincie negeert dit advies in haar besluit, zelfs zonder enige motivatie. Minister van Leefmilieu Joke Schauvliege stelde in Terzake dat deze gang van zaken geen probleem vormt, aangezien de OVAM in beroep kan gaan tegen beslissingen die niet in overeenstemming zijn met het duurzaam materialenbeleid, waarna zij als minister het laatste woord heeft. Een pijnlijke uitspraak van de minister, vermits ze deze legislatuur zelf het advies van haar eigen administratie naast zich neerlegde toen ze Bionerga in 2011 een vergunning gaf voor extra verbrandingscapaciteit. De OVAM had nochtans aangegeven dat een uitbreiding van de capaciteit niet nodig was. 

Sturing nodig op Vlaams niveau

Onze conclusie is duidelijk: als we in Vlaanderen écht werk willen maken van een duurzaam materialenbeleid door kringlopen te sluiten, moeten we de hefbomen die restafvalproductie en -verbranding sturen, inzetten op het gepaste niveau, en dat is het Vlaamse. Dit betekent dat er een beleidsplan moet komen waarbij de capaciteit voor afvalverbranding op Vlaams niveau bepaald wordt, en vervolgens verdeeld over de meest performante installaties. Dit laat toe om op lange termijn de capaciteit af te bouwen als blijkt dat meer stromen gerecycleerd of simpelweg vermeden worden. Daarnaast moet de basis van het Materialendecreet, namelijk de materialenhiërarchie als bindend principe, consequent toegepast worden op alle beleidsmaatregelen die een impact hebben op materiaal- en afvalstromen.

Biomassa & biobrandstoffen