Hoog tijd voor een hoogbouwbeleid

Op de eerste Vlaamse klimaattop wees minister-president Geert Bourgeois (N-VA) op het belang van ruimtelijke ordening: dichter bij elkaar wonen helpt de uitstoot van broeikasgassen te beperken. In een debat hierover in het Vlaams parlement bleek dat alle politieke partijen vinden dat we minder ruimte moeten verspillen aan verkavelingen en meer moeten verdichten. Maar hoe doe je dat? De discussie gaat dan al snel over hoogbouw. En dan blazen politici koud en warm tegelijk. 

Vlaanderen heeft geen ervaring met aantrekkelijke hoogbouw. We hebben geen goede voorbeelden. Integendeel. Hoogbouw associëren we met grijze sociale huisvesting,  waar je niet uit vrije wil gaat wonen. Of er is de slechte herinnering aan speculatieve hoogbouw uit de jaren 70, waar vooral bedenkelijke vastgoedmagnaten rijk van werden. Of het draagt het stigma van de zeedijkarchitectuur of van onaangepaste appartementen in dorpskernen. Allemaal voorbeelden van hoe het niet moet. 

Toch mogen we de discussie niet uit de weg gaan. Door de groei van de bevolking hebben we tegen 2030 330.000 extra woningen nodig. Als we verder blijven verkavelen zoals de afgelopen twintig jaar, gaat elke dag 6 hectare open ruimte op de schop. Compact wonen in de stads- of dorpskern moet voor de doorsnee Vlaming daarom minstens even aantrekkelijk worden als wonen in een alleenstaande villa in het groen. 

Slimme combinaties

Daarvoor moeten we zoeken naar slimme combinaties tussen bijkomende bebouwing en vergroening. Door de beschikbare ruimte zuinig en intensief te gebruiken, blijft er meer ruimte over voor groen en speelruimte voor kinderen en jongeren. Zo ontstaan aantrekkelijke en gezinsvriendelijke woonwijken: dichtbevolkt, autoluw, met veel speelgroen en veel doorsteekjes voor fietsers en voetgangers. En zo bieden we een goed alternatief voor een afgelegen villa die enkel met de auto bereikbaar is. 

BBL geeft een voorzet

Uit het debat in het Vlaams Parlement blijkt dat politici niet goed weten hoe ze om moeten gaan met hoger bouwen. Het is dan ook geen zwart-wit verhaal. Onaangepaste hoogbouw kan een wijk helemaal verknoeien. Goede hoogbouw heeft vele voordelen. Op basis van buitenlandse ervaringen wil BBL alvast enkele voorzetten geven voor een hoogbouwbeleid: 

  • De woonwensen van mensen die in een flatgebouw wonen zijn niet anders dan de die van mensen in een gezinswoning. We willen graag grote buitenruimten: een ruim balkon is daarom een must. Daarnaast houden we van een mooi uitzicht, veel lichtinval, een ruimtelijk gevoel, rust en privacy. Die woonwensen moeten het uitgangspunt zijn bij hoogbouw. 
  • Hoogbouw moet zich inpassen in de buurt. Op de begane grond en de eerste verdiepingen horen functies thuis waaraan de buurt nood heeft: buurtwinkels, een café, een kinderdagverblijf of sportfaciliteiten. Zo zorg je voor een meerwaarde voor de wijk. 
  • Een belangrijke meerwaarde van hoger bouwen ligt in de gewonnen open ruimte. Hoogbouw zou daarom steeds samen moeten gaan met een norm voor publiek groen. Minstens 20 m² publiek toegankelijk groen per wooneenheid is een veel gebruikte norm in het buitenland. 
  • Door zijn schaal biedt hoogbouw meer kansen voor gezamenlijke energienetten, zoals een warmtenet op geothermie of een vergistingsinstallatie voor gft. Daar moet volop op ingezet worden. 
  • Waar kan het wel en waar niet? De locatie is bepalend. Hoogbouw hoort bijvoorbeeld niet thuis op zichtassen naar historische gebouwen. Nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer is een must. Meer woningen zorgen voor meer verkeer. Om dat op te vangen is een volwaardig alternatief voor de auto een noodzaak. 
  • Hoger bouwen heeft alleen maar kans van slagen als het gebeurt in dialoog met de buurtbewoners. De buurt moet vooraf betrokken worden, niet pas nadat vergunningen zijn afgeleverd. Voorstellen en vragen van buurtbewoners kunnen een project alleen maar beter maken. 

> Het debat in het Vlaams Parlement

Bouwshift