Landbouw heeft nood aan wervend verhaal, niet aan lastercampagne

De afgelopen week kwam de Vlaamse landbouw meermaals negatief in het nieuws. Niet één van alle 700 rivieren, kanalen of beken haalt een behoorlijke waterkwaliteit. Belangrijkste oorzaak is de (historische) vervuiling door de landbouw. Het antibioticagebruik in de varkenshouderij is in Vlaanderen te hoog. Die overconsumptie draagt bij tot de verspreiding van resistente bacteriën, en betekent dus een gevaar voor de volksgezondheid. Glyfosaat tenslotte, het actief bestanddeel van veelgebruikte pesticiden zoals Roundup, blijkt kankerverwekkend. Het is in de eerste plaats een gevaar voor landbouwers die er vaak met werken.

De berichten zijn exemplarisch voor de keerzijde van een industrieel en geliberaliseerd landbouwmodel. Ze bedreigt niet alleen de natuur en de consument, maar ook de gezondheid en het inkomen van de landbouwer. Want het grootste drama speelt zich momenteel ongetwijfeld af bij de vele landbouwers die spartelen om te overleven. Ze zitten in de tang tussen hoge schulden en dalende afzetprijzen. Ook over hen lazen we de laatste maanden verontrustende verhalen in de pers.

Omdat een aantal van de problemen systemisch is, dit betekent samenhangt met structurele evoluties die onze regio overstijgen, komt een oplossing er niet van de ene op de andere dag. De redenen voor dalende prijzen voor varkensvlees bijvoorbeeld, lopen uiteen van de boycot van Rusland tot concurrentie uit opkomende landen.

Wat opvalt in de reactie van de Boerenbond op de crisissituatie is dat de organisatie op alle mogelijke paarden tegelijk wedt. Ze vraagt (export)steun en wil bijgevolg de consumptie van varkensvlees buiten de EU met belastinggeld subsidiëren. Ze zet kwekers in de kijker die voor kwaliteitsvlees en thuisverkoop gaan en zich zo kunnen afschermen van dalende prijzen op de globale markt. Ze zoekt naar manieren om de afzet in Vlaanderen te vergroten of de druk op de prijzen vanuit de keten te verminderen. Tot slot en meer recent, fulmineert ze steeds heftiger tegen de aarzelende vergroeningspolitiek vanuit Europa en Vlaanderen.

Een dergelijke aanpak verzacht op de korte termijn ongetwijfeld de pijn. De eerste toegevingen en steun vanuit onze overheden voor de getroffen boeren ligt al op tafel. Mogelijk zal de landbouwsector er opnieuw in slagen om maatregelen rond vergroening af te zwakken en verder door te schuiven in de tijd. Maar dat riskeert een pyrrusoverwinning te zijn. Want meer druk zetten op het leefmilieu, de belastingbetaler of de landbouwer zelf, verandert niets aan de systeemcrisis, maar ondergraaft wel het maatschappelijk draagvlak voor de sector.

De landbouw heeft nood aan een coherent en geloofwaardig verhaal dat begrijpelijk is voor de consument. Hoe kunnen boeren kwalitatieve, gezonde producten, goede prijzen en milieubescherming verzoenen? De lastercampagne van de Boerenbond, die van de vergroeningspolitiek de zondebok maakt, geeft nog geen begin van een antwoord op die pertinente vraag.

Landbouw