Milieuhandhaving onduidelijk en ontransparant

Kan je als burger of lokale vereniging optreden tegen milieumisdrijven? Bij wie moet je aankloppen? Bij de opening van het gerechtelijk jaar bekeek Bond Beter Leefmilieu de milieuhandhaving en concludeert dat het niet duidelijk is wat de doelstellingen en prioriteiten zijn en wie waar mee bezig is. Tijd voor een analyse.

BBL was in jaren ’90 betrokken in de actieve opvolging van vele dossiers op het terrein. Voor handhaving van het milieubeleid hadden we geregeld contact met de coördinerende milieucel bij de Rijkswacht. Ook verwezen we veelvuldig door naar de Vlaamse milieu-inspectie en naar de lokale ambtenaren met milieuhandhavingsbevoegdheid.

Sinds de eeuwwisseling tekent er zich een toenemende complexiteit af in het handhavingslandschap.

 

Wet op milieuvorderingsrecht

Nog tijdens de jaren ’90 maakten we enkele keren gebruik van de wet op het milieuvorderingsrecht. Deze wet laat toe dat milieuverenigingen, die voldoen aan bepaalde voorwaarden, de stopzetting kunnen vorderen van daden die een inbreuk zijn op de milieuwetgeving of die een ernstige dreiging vormen voor het leefmilieu. Deze wet maakt de Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd om op te treden tegen kennelijke inbreuk of bedreiging van het leefmilieu. Maar bepaalde actoren van wie de activiteiten stopgezet werden, gingen in beroep, stelden zich burgerlijke partij tegenover de milieuverenigingen die de stopzetting vorderden en eisten zo grote schadevergoedingen. Door deze slechte ervaringen, hebben we de wet op het milieuvorderingsrecht het voorbije decennium niet meer gebruikt

Administratieve handhaving

De ‘administratieve handhaving’ (door steden, gemeenten en Vlaams gewest) wordt steeds dominanter, de rol van de politiediensten/parketten neemt af. Zo wordt er sinds het nieuwe milieuhandhavingsdecreet een onderscheid gemaakt tussen milieu-inbreuken en milieumisdrijven. Kleinere milieu-inbreuken kunnen administratief afgehandeld worden door de administratie (bestuurlijke maatregelen en geldboetes, cfr. de Gemeentelijke Administratieve Sanctie, GAS). Deze kleinere milieu-inbreuken, zoals bv. sluikstorten of geluidsoverlast, bleven in het verleden vaak ongestraft. De mogelijkheid om dergelijke inbreuken af te handelen via administratieve weg, door de lokale milieuambtenaren, is volgens BBL een stap vooruit en moet dan ook verder ondersteund worden.

Te weinig personeel

Een knelpunt blijft echter de zeer beperkte bestuurlijke capaciteit voor lokale milieuhandhaving in kleine, veelal landelijke, gemeenten. Heel wat kleinere gemeentebesturen beschikken niet over voldoende personeel voor een volwaardige handhaving. In de steden en grotere gemeenten zijn deze diensten duidelijk beter uitgebouwd. De afgelopen jaren kreeg BBL als koepelvereniging regelmatig klachten van lokale verenigingen over de gebrekkige handhaving van milieuwetgeving in landelijke gemeenten, o.m. voor illegaal ophogen van weilanden met grondoverschotten of afvalstoffen, illegale jacht en stroperij, sluikverbranden, illegale mestlozingen, rooien van bomen e.d.m.

Lokale KMO’s blijven buiten schot

Een specifiek probleem vormt de handhaving van milieuvoorwaarden van klasse 2 en 3 bedrijven (de lokale KMO’s), waarvoor de gemeentebesturen bevoegd zijn. Ook hiervoor bestaat in kleinere gemeenten een personeelstekort. Bovendien ontbreekt ook vaak de politieke wil om een volwaardige milieuhandhaving voor deze bedrijven op poten te zetten. Uit de discussies over de interne staatshervorming, bleek dat noch de gemeentebesturen, noch de provincies deze lokale milieuhandhaving op zich willen nemen. De Vlaamse milieu-inspectie beschikt formeel wel over het hoog toezicht op de milieuhandhaving door gemeentebesturen. Door het personeelstekort binnen de Vlaamse milieu-inspectie kan deze zich enkel toeleggen op de eigen taken (controle op klasse 1 bedrijven) en blijft het hoog toezicht in de praktijk dode letter. 

Doorverwijzen

Zelf zijn we als koepelvereniging nog nauwelijks direct betrokken in handhavingsdossiers. Wij verwijzen onze aangesloten verenigingen en burgers vooral door naar stedelijke/gemeentelijke diensten en naar de Vlaamse milieu-inspectie en bouwinspectiën en hun buitendiensten in de provincies. We worden nadien ook niet systematisch in kennis gesteld van de al dan niet doeltreffende opvolging hiervan door de bevoegde instanties.

Onderbemande inspectiediensten

Een knelpunt binnen de Vlaamse milieuhandhaving is het tekort aan mensen en middelen op het terrein binnen de specifieke inspectiediensten van de Vlaamse overheid. Zowel de Vlaamse milieu-inspectie (bevoegd voor controle op industriële bedrijven klasse 1) als de bouwinspectie zijn duidelijk onderbemand, in vergelijking met het aantal milieu- en bouwvergunningen dat elk jaar wordt afgeleverd of in vergelijking met het aantal operationele klasse 1-bedrijven (naar schatting 40.000 bedrijven) of bouwwerven in Vlaanderen (ongeveer 25.000/jaar). Door het gebrek aan personeel kunnen deze inspectiediensten enkel steekproefsgewijs controles uitvoeren. Hier zouden de politiediensten een ondersteunende functie kunnen bieden, onder meer bij de opsporing en vaststelling van milieumisdrijven. Om dergelijke samenwerking vlot te laten verlopen, werden in 2000 prioriteitennota’s overeen gekomen tussen de Vlaamse inspectiediensten en de procureurs-generaal (o.a. 'Prioriteitennota vervolgingsbeleid milieurecht', Commissie vervolgingsbeleid, 30 mei 2000. Gelijkaardige prioriteitennota voor bouwovertredingen). Deze vorm van samenwerking heeft in de jaren erna duidelijk zijn vruchten afgeworpen. Het is ons niet duidelijk in hoeverre deze werkmethode vandaag nog verder gezet wordt.

Versnippering inspectiediensten

Een ander knelpunt is de grote versnippering van Vlaamse inspectiediensten. Sinds de bestuurlijke reorganisatie ‘Beter Bestuurlijk Beleid’ (BBB) en de invoering van het nieuwe milieuhandhavingsdecreet (december 2007) is het Vlaamse milieuhandhavingslandschap niet transparanter geworden. Nieuwe instituties, zoals de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer en het Milieuhandhavingscollege werden opgericht om tot een beter gestroomlijnde milieuhandhaving te komen. De Hoge Raad maakt jaarlijks een milieuhandhavingsrapport (verslaggeving) en een milieuhandhavingsprogramma (prioriteiten) op. Op papier moet alles dus vlot verlopen, maar in de praktijk blijft de versnippering van de specifieke inspectiediensten bestaan. Naast de Vlaamse milieu-inspectie en haar buitendiensten (handhaving klasse 1 bedrijven), worden handhavingstaken uitgevoerd door OVAM (afvalstoffen, bodemvervuiling), de Mestbank, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM, waterlozingen, controle luchtkwaliteit), Agentschap Natuur en Bos, Agentschap Zorg en Gezondheid, Agentschap Wegen en Verkeer,… Ook op het terrein heeft BBB de versnippering verder versterkt. Zo werd de vroegere functie van boswachter na BBB opgesplitst in beleidswachters, beheerwachters en handhavingswachters, met als eindresultaat dat er minder terreincontrole is op natuur- en bosdelicten. Daarnaast maakt de vaak zeer technische, gespecialiseerde en eveneens versnipperde milieuwetgeving een efficiënte handhaving niet eenvoudiger. Voor de burger is dit geheel een ingewikkeld kluwen waar hij moeilijk zijn weg in vindt.

We stellen tot slot vast dat de Vlaamse overheid de ‘handhaving’ van de dossiers organiseert die vallen onder de gewestelijke regels, terwijl de handhavingsprioriteiten van de federale politie en de gerechtelijke diensten (politie en parket) vooral een internationale dimensie hebben (cfr. Nationaal Veiligheidsplan, oa naleven Cites, zwendel van gevaarlijk afval naar het buitenland tegengaan,…).

Anno 2011 ontbeert de milieubeweging en de burger een Vlaams handhavingslandschap dat ‘duidelijk’ (in doelstellingen, prioriteiten en aanpak) en ‘transparant’ (welke actor is waarmee bezig) is.