Minister Schauvliege ziet nog veel werk in waterbeleid

Het Jaarrapport Water 2008 is gepubliceerd en bevestigt in grote lijnen het beeld van de voorbije jaren: een voorzichtige verbetering van de waterkwaliteit (hoewel niet voor alle parameters). De vooruitgang gaat echter veel te traag om de Vlaamse of Europese doelstellingen te halen.

De resultaten van het MAP-meetnet springen er in positieve zin uit. Lees hier meer.

Voorzichtige verbetering

De evolutie van de gemiddelde waterkwaliteit kan de laatste twee jaar best beschreven worden als een “voorzichtige verbetering”. Belangrijke parameters zoals zuurstofgehalte, nitraat en fosfaatgehalte gaan erop vooruit, al is de af te leggen weg nog lang, zoals minister Schauvliege overigens terecht opmerkt – nog niet de helft van de meetpunten haalt de norm voor opgeloste zuurstof.

Maar niet voor het waterleven

Opvallend is dat de biologische waterkwaliteit (BBI) er echter niet op vooruit gaat – wel integendeel. Dat is zorgwekkend, omdat de BBI een beter beeld geeft van de waterkwaliteit dan de chemische parameters. Incidentele lozingen bijvoorbeeld zijn moeilijk waar te nemen met klassieke waterstaalnames, maar zullen wel hun effect hebben op de het waterleven. In het rapport wordt geen verklaring gegeven voor de achteruitgang – mogelijk spelen naast de chemische kwaliteit ook de grote versnippering van de beken en rivieren en het gebrek aan natuurlijke waterlopen ons parten.

De evolutie van de BBI is overigens ook in Europees perspectief erg belangrijk: de rapportering onder de Kaderrichtlijn Water focust op biologische parameters.

In de persmededeling over het rapport wijst minister Schauvliege terecht op het pijnpunt van de verdunning en kondigt ze aan dat ze “een ambitieus maatregelenprogramma voorbereidt” om voor de meeste waterlopen tegen 2020 een goede ecologische toestand te bereiken (een in het regeerakkoord opgenomen ambitie uit het pact 2020). Een ambitie die volledig wordt gedeeld door de Bond Beter Leefmilieu.

Waterkwaliteit