Slechte ruimtelijke ordening problematisch voor milieudoelstellingen

Vorige week bracht het Europees Milieuagentschap (EEA) een rapport uit over de impact van ruimtelijke ordening op milieubeleid. Volgens het rapport zorgt de verdergaande verstedelijking van open ruimte ervoor dat milieudoelstellingen niet of veel moeilijker gehaald kunnen worden. Het gaat dan bv. om de Europese doelstellingen inzake natuurbehoud en waterkwaliteit.
Hier kunnen we in Vlaanderen, als schoolvoorbeeld inzake ruimtelijke wanorde, een stevig woordje over meepraten. Zo zorgt de versnippering van natuur- en bosgebieden ervoor dat de biodiversiteit sterk onder druk staat. Door die versnippering verdwijnen de verbindingen tussen natuurgebieden, waardoor tal van dieren of planten zich niet meer kunnen verplaatsen van het ene natuurgebied naar het andere. Daardoor komt hun voortplanting in het gedrang en dreigt één op de vier planten- en diersoorten dreigt uit Vlaanderen te verdwijnen.

Het ongeordend verkavelen van open ruimte ligt ook mee aan de basis van de slechte waterkwaliteit in Vlaanderen. Door het versnipperde bebouwingspatroon moeten miljarden euro meerkosten gemaakt worden om rioleringen en waterzuiveringsinstallaties aan te leggen. In 2008 werd hiervoor 770 miljoen euro uitgegeven, dat is 60 procent van het totale milieubudget van de Vlaamse overheid. En toch slagen we  er niet in om de Europese minimumdoelstellingen inzake waterkwaliteit te halen. Bij een meer aaneengesloten bebouwing kunnen dergelijke nutsvoorzieningen veel efficiënter en goedkoper worden uitgebouwd. Niet verwonderlijk dus dat we zo slecht scoren op de EPI-index.

Het EEA pleit er in haar rapport voor om in de ruimtelijke ordening meer gebruik te maken van economische instrumenten, zoals taksen of subsidies. Dergelijke economische instrumenten kunnen een belangrijke aanvulling zijn op ruimtelijke planning en het vergunningenbeleid, om landgebruik in duurzame richting bij te sturen.

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen