Twijfels bij duurzaamheid landbouwbeleid

Komende weken leggen de Vlaamse ministers hun beleidsnota's ter bespreking voor aan het parlement. Onze beleidsploeg maakte alvast een analyse.

Minister van Landbouw Joke Schauvliege schuift het concept ‘Flanders Agrofood Valley’ als rode draad naar voren in haar beleid. De minister kiest daarbij resoluut voor de ingeslagen weg van het intensieve agro-industriële landbouwmodel.  De minister wil in het bijzonder extra groei creëren en onze exportpositie versterken.  Alternatieve landbouwvormen zoals CSA (community supported agriculture) en biolandbouw krijgen ‘de aandacht die ze verdienen’. Dat blijkt in de praktijk slechts een nicherol te zijn. Business as usual dus.

Daar waar het regeerakkoord nog een sterk engagement maakte voor een ‘daling van de milieudruk van de agro-voedingssector’, herleidt deze beleidsnota de verantwoordelijkheid van de sector tot een ‘bijdrage’ aan de algemene milieukwaliteit via duurzame investeringen. Concrete milieudoelen worden niet geformuleerd. Het ‘vervuiler-betaalt-principe’ dat de minister in haar beleidsnota omgeving voor huishoudens en industrie consequent toepast, geldt blijkbaar niet voor de landbouw.

Enkel inzetten op milieu-efficientie is onvoldoende

De landbouwsector heeft op milieuvlak de voorbije decennia zeker een sprong voorwaarts gemaakt door onder meer het invoeren van een mestbeleid en innovatieve technieken zoals bijvoorbeeld luchtwassers en emissie-arme stallen. Sinds 2008 zien we deze trend echter stilaan stagneren, terwijl de milieukwaliteit op alle fronten ondermaats blijft. Zo blijven onze waterlopen vuiler dan de Europese normen en zit de biodiversiteit in landbouwgebied nog steeds in vrije val.

Waar techniek en innovatie tekort schieten, verwachten we een beleid dat problemen aan de bron aanpakt. Dit geldt zeker voor de immense milieudruk die onze veestapel veroorzaakt.  Maar deze beleidsnota stelt ongebreidelde groei en schaalvergroting niet in vraag. Met het VLIF (Vlaams Landbouw-investeringsfonds) blijft de minister in hoofdzaak inzetten op het sleutelen aan de milieu-efficiëntie door nieuwe investeringen in bijvoorbeeld luchtwassers, stoffilters en mestopslag maximaal te subsidiëren. In de praktijk zullen nieuwkomers en groeiers daarmee relatief gezien minder milieudruk uitoefenen dan hun collega’s, maar absoluut gezien zal de milieudruk van de totale sector daarmee niet dalen.

Geen koerswijziging in zicht voor export en alternatieve landbouw

Nooit eerder bestempelde een beleidsnota het Vlaamse platteland zo expliciet als productieruimte. In het bijzonder wordt ingezet op een groei van onze exportpositie, om een ‘bijdrage te leveren aan de toenemende vraag naar voedsel wereldwijd’. Een drogreden voor een groeiscenario, vindt Bond Beter Leefmilieu. Ook recente uitspraken van Olivier De Schutter, VN-rapporteur voor het recht op voedsel, maken duidelijk dat we de landen die vandaag voedseltekorten kennen beter kunnen steunen door hen te helpen zelfvoorzienend te worden. Ten slotte heeft de Rusland-crisis ons de voorbije maanden pijnlijk duidelijk gemaakt hoe deze export-afhankelijkheid onze land- en tuinbouw kwetsbaar heeft gemaakt.

De beleidsnota erkent binnen deze context van economische kwetsbaarheid dat we de discussie over een nieuw businessmodel niet uit de weg mogen gaan. Het is jammer dat deze stelling niet wordt uitgewerkt tot een concrete beleidsvisie met sterke maatregelen. Uiteindelijk wordt in de beleidsnota aan vernieuwende landbouwmodellen als biolandbouw en CSA-bedrijven slechts een nicherol toebedeeld. De minister beschikte met het VLIF nochtans over een krachtig instrument om de ontwikkeling van deze landbouwvormen te stimuleren en te versnellen. Deze bedrijfsmodellen oefenen een aanzienlijke lagere milieudruk uit en maken gebruik van een grotere spreiding van teelt- en marktrisico’s waardoor zij de zelfredzaamheid en weerbaarheid van de sector kunnen verhogen.

We putten ten slotte enige hoop uit het voornemen om via onderzoek te kijken hoe agro-ecologie gestalte kan krijgen binnen de Vlaamse landbouwpraktijk. Om tot concrete en uitvoerbare beleidsvoorstellen te komen, zal het onderzoek wel aanzienlijk aan gewicht moeten winnen. Het blijft daarnaast ook afwachten of de minister uit dit onderzoek op korte termijn beleidsdaden zal putten en bijvoorbeeld al de obstakels helpt wegnemen die agro-ecologische ondernemers vandaag in de weg liggen om vlotter toegang te krijgen tot grond en reguliere investeringssteun.  

Landbouw