Industrie overschat stelselmatig de kosten van milieuwetgeving

Je kunt de klok erop gelijk zetten: zodra nieuwe milieuwetgeving het onderwerp van discussie is, roept de industrie om het hardst dat de kosten hiervan enorm zullen zijn. Miljarden aan schade worden in het vooruitzicht gesteld, duizenden banen zullen verdwijnen en bedrijven zullen naar het buitenland trekken. De boodschap: milieuwetgeving leidt tot de economische apocalyps. Men begint er beter niet aan.

Een nieuw rapport van ChemSec - een NGO die werkt aan een wereld zonder schadelijke chemische stoffen - ontzenuwt deze mythe. Verschillende overtuigende voorbeelden tonen aan dat milieuwetgeving veel minder zwaar weegt op de economie dan de industrie ons voorspiegelt. Laten we deze les onthouden als we het gesprek aangaan over het uitbannen van hormoonverstorende stoffen, het invoeren van statiegeld of het verbeteren van de luchtkwaliteit. De ‘economische soep’ wordt zelden zo heet gegeten als zij wordt opgediend.

CFK’s en de ozonlaag

Een voorbeeld uit het rapport: toen duidelijk werd dat CFK’s de ozonlaag afbreken, heeft de industrie stevig gelobbyd tegen het uitfaseren van deze stoffen. Nieuwe auto’s zouden $650-1200 duurder worden door CFK-regelgeving. In werkelijkheid was dat eerder $40 tot $400. Bovendien hadden de maatregelen een positief effect op het klimaat ten waarde van 0,5% van het BNP van de OESO-landen. Daarnaast zijn 20 miljoen gevallen van huidkanker en 130 miljoen gevallen van cataract (oogaandoening) voorkomen.

REACH: de chemische wetgeving die tóch goed bleek te zijn

Een tweede voorbeeld uit het rapport: Europa heeft sinds 2006 de REACH-verordening voor chemische stoffen. In de oude situatie konden bedrijven chemische stoffen op de markt brengen zonder enige verplichting om ze testen. REACH zorgde ervoor dat fabrikanten informatie moeten aanleveren over chemische stoffen en zodoende verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de stoffen die ze op de markt brengen.

Dit principe is volstrekt logisch, maar toch heeft de chemische industrie hemel en aarde bewogen om REACH te stoppen. Volgens de doemdenkers zou het BNP in Frankrijk met 1,6 tot 3,2% zakken en zouden 360.000 tot 670.000 banen verloren gaan. In Duitsland zou het slagveld er nog dramatischer uitzien: 4,7 tot 6,4% daling van het BNP en een teloorgang van maar liefst 2,35 miljoen banen werden voorspeld. Een studie van de Europese Commissie uit 2012 - 6 jaar na de implementatie van REACH - toonde echter aan dat de kost slechts 1% van de jaarlijkse omzet van de betrokken bedrijven bedroeg en dat REACH geen grote impact heeft gehad op de prijzen van consumentengoederen. Als kers op de taart wist vicepresident Ronald Drews van het Duitse chemieconcern BASF in 2012 zelfs te vertellen dat de positieve effecten van REACH uiteindelijk het geld waard zijn.

Drie redenen waarom de kosten worden overschat

Bedrijven en hun federaties blijken fout op fout te stapelen zodra ze de kosten van milieumaatregelen berekenen. Allereerst houden ze geen rekening met het innoverende vermogen van de industrie, alsof deze zich amper kan aanpassen aan nieuwe situaties. Ten tweede bekijken bedrijven de kosten van nieuwe wetgeving vaak afzonderlijk, terwijl het voldoen aan meerdere maatregelen tegelijkertijd juist relatief minder kost. Ten derde miskent de industrie vaak de gunstige effecten van de maatregelen op bedrijven. Zo profiteren voorlopers net van nieuwe milieumaatregelen, terwijl  de aandacht gaat naar bedrijven die geen belang hebben bij een verder innoverende maatschappij.

Een wijze les

Laat deze en de vele andere voorbeelden uit het ChemSec-rapport een wijze les zijn voor overheden. De grote woorden over economische schade ten gevolge van milieubeleid zijn veelal gebaseerd op gesteggel met getallen. In werkelijkheid vallen de kosten keer op keer lager uit en slaagt de milieuwetgeving er ook nog eens in om innovatie te stimuleren. Daarbij zijn de behaalde voordelen voor gezondheid en milieu zo groot dat de kosten erbij verbleken.

> Link naar het rapport