Foto Hans Hillewaert via Flickr

Onze succesvolle offshore windsector toont hoe overheid industrieel klimaatbeleid moet vormgeven

Foto Hans Hillewaert via Flickr

In een analyse ‘Belgian offshore wind: Innovation and investment An ex-post analysis’ (april 2023) toont Tomas Wyns aan dat de ontwikkeling van de offshore windenergie in België gepaard ging met heel wat industrieel klimaatbeleid. Verschillende beleidsmaatregelen lagen aan de basis. Gelet op de industriële uitdagingen in 2023, is dit een hoopvol pleidooi om industriële waardeketens in Europa op te bouwen en hier te houden. Hoe pikt het beleid dit op? 

Belgische offshore- en windbedrijven als Otary, Parkwind, DEME of Jan de Nul zijn klinkende namen in ons bedrijfsleven. De windsector is nu uitgegroeid tot een enorme sector en heeft nog veel toekomstperspectief. Maar in het jaar 2000 was een windmolen diep op zee nog helemaal ondenkbaar. In 2009 werd C-Power gebouwd. Intussen zijn er zo’n 170 bedrijven, waarvan 100 Belgische, actief in de hele windmolenwaardeketen. Zij richten zich op GPS-technologie, mariene geologie, radars, scheepvaartuigen en implanten van palen. Daarnaast bestaan er verschillende federaties, zijn er tal van onderzoeksinstituten gefocust op innovatie. Alles samen goed voor 14.000 jobs en zo’n 6,7 TWh aan capaciteit. En dat zal in de toekomst nog meer worden. 

Maar die ontwikkeling gebeurde niet zomaar. In het eerste decennium van 2000 kwam heel wat beleid op vlak van R&D, infrastructuur en regelgeving om de windsector in België uit te bouwen. De beslissing van de Belgische staat om een first mover te worden op vlak van de offshore windindustrie leverde heel wat belangrijke inzichten op vlak van de ontwikkeling van extensieve bedrijven en innovatieve ecosystemen op. 

15 jaar nodig 

De studie van Tomas Wyns,  uitgevoerd in het kader van het Europese 4iTraction project, is stellig: het Belgische windmolenecosysteem had zo’n 10-15 jaar nodig om te staan waar die vandaag staat. Nu is België een global leader in de infrastructuurontwikkeling en de windmolenparken. Jan de Nul en DEME zijn wereldleider. Zij zijn vroeg begonnen met het ontwikkelen van hun technologieën en hadden zo de tijd om te innoveren. 

Bij zo’n basisontwikkeling horen ook veel nevenactiviteiten. Denk aan consultancy, verificatie, accreditatie, onderhoud, surveying, veiligheid, IT en remote sensing. Die de toegevoegde waarde nog vergroten. Daarnaast stelt de studie vast dat heel wat van de offshore windmolenparken in handen zijn van de overheid. Dat zorgt dan weer voor meer terugvloeiingen naar de maatschappij en de Belgische economie. 

Een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van windmolens was de samenwerking tussen banken, beleid en PPA's (lange termijn energiecontracten). Banken, waaronder ook de Europese Investeringsbank, maakten kapitaal vrij om te investeren. Deze financiering hielp om de kapitaalrisico's te overbruggen. Maar uiteindelijk waren het de PPA’s die voor de constante stroom aan inkomsten en voor prijsstabiliteit zorgen. 

Kiezen tussen industriële paniek of nieuwe kansen 

Sinds kort speelt de industrie het argument van competitiviteit helemaal uit. Na de Covid-crisis kwam de energiecrisis, de concurrentie met China (elektrische wagens) en Amerika (Inflation Reduction Act) en nu het Ineos-arrest en het stilleggen van sommige industriële sites in Europa door verminderde vraag. Er klinkt paniek: is er nog een toekomst in Europa voor de industrie? 

Paniek is sowieso een slechte raadgever, terwijl scherpe competitiviteit altijd bestaan heeft. Gelet op de beperkte middelen in Europa, zullen er keuzes moeten gemaakt worden: welke industrie willen we hier? En tegen welke maatschappelijke kosten? 

We staan voor een kantelpunt om te kiezen voor bepaalde industrieën. Waar de Amerikaanse IRA vooral inzet op waterstof, kan Europa met onder meer haar Net Zero Industrial Act inzetten op waardeketens van zonnepanelen, windmolens en warmtepompen.

Prijsstabiliteit voor energie wordt daarbij cruciaal. Net zoals het twintig jaar geleden de toon zette voor windmolens (die tegenwoordig zonder subsidies kunnen). Fossiele brandstoffen zullen in Europa altijd duurder zijn dan in de rest van de wereld. Een versnelde opbouw naar goedkope, natuurinclusieve hernieuwbare energie en circulaire economie is daarom de enige weg voorwaarts. 

Windenergie

Meer over Windenergie