Als klimaatverandering een oorlog is, dan is een toekomstgerichte industrie ons beste wapen. (c) Freepik

Wat de industrie van Oppenheimer kan leren

Als klimaatverandering een oorlog is, dan is een toekomstgerichte industrie ons beste wapen. (c) Freepik

Een filmzomer zonder blockbusters is als een innovatiebeleid zonder resultaat. De film Oppenheimer toont wat een gedreven innovatiebeleid kan verwezenlijken. Daar kan het huidige, door Ineos gekleurde, industriedebat in Vlaanderen iets van opsteken.

Geen spoilers. Behalve dat het gelukt is. Oppenheimer kon na de Trinity-test in de Jornada del Muerto Woestijn in 1945 de atoombom toevoegen aan zijn indrukwekkend lijstje aan adelbrieven. Nadien werd het succesvolle (lees: doeltreffend) oorlogswapen gebruikt in de Tweede Wereldoorlog. De rest geschiedde.

De film Oppenheimer belicht een fascinerend en minder bekend deel van dit verhaal, namelijk hoe het innovatieprogramma van het Amerikaanse leger het licht gaf aan dit massavernietigingswapen. De natuurkundige Robert Oppenheimer kreeg de leiding over een geheim innovatieproject in Los Alamos, beter bekend als het Manhattanproject. De beste wetenschappers van alle topuniversiteiten ontwikkelden elk een specifiek luik van de bom: denk aan de fissie, de ontsteking, het design. Daarnaast kwam er indrukwekkende testinfrastructuur, alles gesteund met een ongezien investeringsbudget van 2 miljard dollar, wat overeenkomt met ongeveer 21 miljard dollar vandaag de dag.

Man op de maan of man op klimaatneutrale planeet

Het verhaal van Oppenheimer doet ook denken aan het missiegedreven programma van Kennedy om in 1969 een man op de maan te krijgen. Publieke financiering, toewijding van een team en resultaat, … De pijlers van dat innovatiebeleid zijn cruciale leerscholen voor de grootste uitdaging van dit decennium: de klimaattransitie. Ook hier moeten we technologische keuzes (Gaan we voor waterstof of elektrificatie?) afwegen tegen morele belangen (Wie lijdt onder de lithiumontginning?). 

Het toont maar aan dat er heel wat visie nodig is om iets te bereiken. Vlaanderen steunt fundamenteel basisonderzoek van industrie en universiteiten via de Moonshots, een innovatieprogramma om de technologieën van de toekomst te kunnen ontwikkelen. Ondanks de naam gaat het toch om iets heel anders dan de maanlanding van Kennedy of de atoombom van Truman. Het budget van 20 miljoen per jaar, tot en met 2040, is een begin, maar ligt niet meteen in de grootteorde van de uitdaging waar we tegenover staan.

Aan de maatschappij om de missie te bepalen

Elke ambitie start met een duidelijke missie. Als klimaatverandering een oorlog is, dan is een toekomstgerichte, circulaire en klimaatgerichte industrie ons beste wapen. Deze missies moeten intussen in elk businessplan dat nu op tafel komt gegrift staan. Om daarin te slagen, verdient gerichte innovatie volop onze steun. Alleen de overheid heeft de capaciteit én de democratische legitimiteit om een transformatie op zo’n schaal te sturen. Zij kan economische actoren en maatschappelijke organisaties samenbrengen tot een synthese die het eigenbelang overstijgt.

Laat net dat ontbreken in het hele Ineos-verhaal, waarvan we de details nog maar stap voor stap ontdekken. Niemand stelt dat we ethyleen- of plasticvrij kunnen leven. De vraag is hoe we die willen produceren. En op dat vlak kan de grote som aan staatssteun meer opleveren door circulaire innovatie aan te moedigen, dan door één project te dienen, zoals nu het geval is. De hoogtechnologische kraker is niet de meest duurzame investering voor de toekomst gezien ze niet klaar staat om op circulaire grondstoffen te werken. Ze stoelt haar bussinessplan op onder meer de goedkope extractie van schaliegas. Project One zou zelfs als pervers zij-effect de prijs van plastic drukken, waardoor gerecycleerde plastics minder aantrekkelijk worden voor de consument. Recyclage schrapt daarentegen de ontginning van nieuwe grondstoffen, en we kunnen verwachten dat de circulaire sector snel zal elektrificeren.

De juiste kaarten om de wereld te redden

Wat als met dezelfde vurigheid van het Manhattan Project aan innovatie zouden werken die zoveel kan redden, in plaats van te vernietigen? Het goede nieuws is dat België sinds jaar en dag de relatieve koploper in het Europese innovatiepeloton wat betreft investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Met heel wat R&D-centra, universiteiten en publiek-private samenwerkingen zijn we met onze kleine regio absoluut in staat het verschil te maken in de klimaattransitie.

Belangrijk in deze industriële discussie is dat deze niet louter technisch of financieel van aard is. Het is ook en vooral een maatschappelijk verhaal.  Laten we samen de richting kiezen waar de industrie naar toe moet werken. Zo kiest de overheid geen (individuele) winnaars, maar wel bereidwilligen die met haar de transitie willen aangaan.