alt
CC Ravi Bos

Nieuwe klap voor afvalverbrandingsoven ISVAG: Vlaams Energieagentschap geeft negatief advies

CC Ravi Bos

Begin maart gaven we kritiek op de laatste poging van ISVAG om een nieuwe afvalverbrandingsoven te bouwen in Wilrijk. Ondertussen heeft ook het Vlaams Energieagentschap (VEA) een mening gevormd en zoals te verwachten sabelt het VEA de vergunningsaanvraag van ISVAG neer. Ook OVAM, dat haar advies sterk liet afhangen van het VEA, treedt de mening van het Vlaams Energieagentschap bij.

Op 25 maart leverde het VEA advies op de tweede poging van ISVAG om een omgevingsvergunning voor een nieuwe en grotere afvalverbrandingsoven binnen te halen. Maar zoals het VEA in haar advies opmerkt, is die aanvraag, en de bijhorende energiestudie, vrijwel identiek aan de eerste aanvraag uit 2018. Nochtans liggen de kaarten intussen helemaal anders. Laten we die nieuwe situatie van nabij bekijken.

Plannen van ISVAG leveren onvoldoende energierendement op

Ten eerste heeft Vlaanderen een nieuwe regering. In haar regeerakkoord staat duidelijk vermeld dat de resterende verbrandingscapaciteit het hoogst mogelijke energetische rendement en de laagst mogelijke uitstoot moet hebben. Dat is met de plannen van ISVAG niet het geval, zoals het VEA besluit op basis van de energiestudie van ISVAG: “het voorgestelde project [voldoet] niet aan de BBT richtsnoeren uit het BREF Reference Document on Best Available Techniques for Waste Incineration.” Een klein woordje uitleg over die richtsnoeren verduidelijkt dit. 

Op Europees niveau worden BREF-documenten of referentiedocumenten voor Beste Beschikbare Technieken (BBT) opgesteld. Die helpen lokale overheden om de milieuschade van, onder andere, afvalverbranding te beperken. Het VEA moet een vergunningsaanvraag zoals die van ISVAG toetsen aan de vereisten van de ‘best beschikbare technologieën’. Het beschikt daarvoor over een checklist waarin staat dat men “een locatie [moet] kiezen die toelaat het gebruik van de in de ketel gegenereerde warmte/stoom te maximaliseren” (p.31).

Heel concreet schrijft een van BBT-eisen voor dat de warmte- of stoomlevering van de installatie minstens 1,9 MWh per ton afval moet bedragen. Volgens een energiestudie van ISVAG zelf, zou hun nieuwe oven slechts 1,06 MWh/ton opleveren. Nochtans zijn er alternatieve verwerkingsmethoden, zoals hieronder aangehaald, die 2,22 MWh/ton halen en dus meer energie- en klimaatwinst opleveren per verwerkte ton afval.

Betere alternatieven beschikbaar

Ten tweede heeft stad Antwerpen in 2019 een marktbevraging georganiseerd. De website van de Minaraad Aartselaar bevat een uitgebreide analyse van de resultaten van het VITO-onderzoek voor de stad Antwerpen. De belangrijkste conclusie is dat er inderdaad betere en haalbare alternatieven zijn, namelijk “een verbrandingsoven (afvalenergiecentrale vergelijkbaar met de ISVAG-installatie) in de haven, met stoomlevering aan de industrie, in plaats van productie van elektriciteit en warmte.”

Bovendien zijn er verschillende mogelijke aanbieders: “Dit alternatief kan door minstens 3 marktpartijen ontwikkeld worden. Als de stoom optimaal kan afgezet worden, heeft de installatie een hogere energie-efficiëntie dan de ISVAG-installatie en zorgt het alternatief voor meer vermeden CO2-emissies.” Concreet: “De stoomalternatieven kunnen vanaf dag één 80-85% van de energie-inhoud van het afval valoriseren, terwijl ISVAG na 20 jaar slechts 56% recupereert”. En dat laatste geldt enkel voor een best case scenario.

De marktbevraging geeft ook aan dat er een alternatief is voor het leveren van groene warmte aan de warmtedistributienetten Terbeke en Blue Gate-Nieuw Zuid, in het bijzonder via warmtepompen, en op termijn door restwarmte uit de Antwerpse haven (weliswaar via nieuw aan te leggen leidingen). Ook het bedrijf Umicore kan restwarmte leveren aan deze netten.

Samengevat zou een hoger energierendement door stoomlevering aan de chemie in de Antwerpse haven, in combinatie met de alternatieve voedingsbronnen voor het warmtenet, 100.000 ton CO2-uitstoot vermijden. Dat is evenveel als de uitstoot van 55.000 wagens. Houden we rekening met de werkelijke warmtelevering en een meer correcte uitstootfactor voor elektriciteit dan degene die ISVAG hanteert, dan lopen de vermeden emissies op tot 132.000 ton, evenveel als de CO2-uitstoot van 45.000 Antwerpse huishoudens.

Extra maatschappelijke baten

In het klimaat- en energieplan 2030 mikt de Vlaamse regering op 300.000 ton CO2-reductie tegen 2030. Door de ISVAG-plannen te weigeren en in de plaats daarvan versneld in te zetten op een alternatief plan in het havengebied, zou minister Demir minstens een derde van die doelstelling realiseren. Het wordt nog interessanter als we de maatschappelijke baten berekenen. 

De Europese Investeringsbank, die sinds kort een revolutionair klimaatbeleid invoert, hanteert een methode om investeringen te beoordelen op basis van de klimaatkost. Ze doet dit aan de hand van een schaduwprijs voor CO2, die naarmate de tijd vordert verder oploopt (pagina 23). De vermeden uitstoot van 132.000 ton CO2 zou ruwweg 6 à 13 miljoen euro aan maatschappelijke baten opleveren.

Een open doelkans voor de Vlaamse regering

Nu de beslissing niet meer in het kamp van het Antwerpse stadsbestuur ligt, maar opnieuw op de tafel van minister Demir belandt, ligt hier een open doelkans klaar. De minister kan met gerust gemoed het advies van 25 maart van het VEA volgen, en rechtstreeks bijdragen aan de Vlaamse klimaatdoelstellingen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt. Dit is een win-winsituatie voor de minister.

De minister kan ook de positie van OVAM volgen, dat twee voorwaarden naar voren schuift voor een gunstig advies. Ten eerste concludeert OVAM dat de ISVAG-oven zou leiden tot een overcapaciteit van 54 kton tot 73 kton tegen 2030. Daardoor zou ISVAG verplicht worden afval buiten het huidige ISVAG-werkingsgebied te verwerken. Het is echter onduidelijk waar ze dat afval vandaan zouden halen. Bovendien laten de statuten van ISVAG niet toe dat afval van niet-vennoten verwerkt wordt.

Ten tweede wil OVAM dat de “installatie voldoet aan de voorwaarden inzake maximale energieperformantie en op termijn klimaatneutraal kan worden uitgebaat.” OVAM kijkt in dit verband naar de evaluatie van het VEA die we hierboven bespraken. Aangezien het VEA negatief adviseert, volgt ook OVAM dat standpunt. De conclusie is duidelijk: laten we dit project begraven en een toekomstgericht beleid voeren in het havengebied.

Afvalbeleid

Meer over Afvalbeleid