Michiel Hendryckx | Wikimedia Commons

Zonder Europees industriebeleid zullen alle kleine landen Arcelors verliezen

Michiel Hendryckx | Wikimedia Commons

Bij uitblijven van een Europabreed investeringsbeleid, is het onzinnig deel te nemen aan de subsidierace. België en Vlaanderen zullen keer op keer de duimen leggen tegen de grote jongens als Duitsland, Frankrijk en Italië. 

De euforie die ArcelorMittal in 2021 creëerde, toen het een nieuw productieproces voorstelde waarmee het in België groen staal zou maken, maakte vorige week plaats voor diepe twijfel. De staalreus overweegt die mega-investering nu in het zogenaamd goedkopere Frankrijk te doen, met veel paniek en pessimisme tot gevolg. Hoe maken we de tegenbeweging? Gecoördineerde Europese industriepolitiek.

ArcelorMittal Gent, een van de meest efficiënte en rendabele sites van het concern, is bezig aan de engineering-studies voor de bouw van een met aardgas gestookte oven (‘Directly Reduced Iron’ of DRI-oven genoemd) en 2 elektrische ovens die meer schroot kunnen verwerken (‘Electric Arc Furnace’, ofte EAF). Sinds kort staat die DRI op de helling, aangezien de Franse site in Duinkerke er ook op aast. En wie Frankrijk zegt, zegt veel staatssteun. De Fransen hebben nu eenmaal diepere zakken dan België. 

Nochtans kan ons land niet zonder een klimaatneutrale staalindustrie. Arcelor is goed voor 5000 jobs, produceert zo’n 5,5 miljoen ton staal per jaar en met de nieuwe investering wordt het met voorsprong de properste staalproductiesite van Europa. Gezien de omvang van de Belgische staalindustrie en haar gewicht in Europa, is het onze verantwoordelijkheid om hierin een voortrekkersrol te spelen.   

Het gras is niet groener aan de overkant

De 2 EAFs zullen hoe dan ook als eerste worden gebouwd. Ze zetten alvast de deur open voor een meer circulair productieproces en bouwen de afhankelijkheid van fossiele stromen af. Pas dan kan de DRI ingepast worden. Het gevreesde uitstel van de bouw van de DRI is met andere woorden geen afstel.

En in tegenstelling tot wat de sfeerschepperij suggereert, hebben België en Vlaanderen al veel beloftes gedaan richting Arcelor. Het geraamde prijskaartje van de investering werd opgetrokken van 1,1 miljard naar 1,6 miljard euro. Indertijd heeft de Vlaamse Regering Arcelor een lening van €350 miljoen beloofd. Deze zomer kwam daar nog eens €250 miljoen bovenop. De ondoorzichtigheid van deze deals druipt er helaas af. 

Het Franse investeringsklimaat is dus niet geheel onvergelijkbaar aangenamer dan het onze. België en Vlaanderen hadden al wat subsidies vrijgegeven voor het voorbereidend werk (€8,9 miljoen). Tel daar de waterstofprojecten (€50 miljoen) en de compensatie van indirecte emissiekosten (€13 miljoen in 2023) bij, om nog niet te spreken van andere financiële gunsten.

Het voorwendsel voor de concurrentiestrijd is de energieprijs. Op zich geen gekke vraag: de energieprijs in Europa is de laatste tijd een kostenpost geworden voor menig industriebedrijf. Maar ook de Belgische energieprijs verschilt amper van de Franse. En aardgas (voor de DRI) is hier zelfs goedkoper, gezien België een gasdoorvoerland is. Een drogreden dus. 

De Net Zero Industry Act: grote ambities, geen ondersteuning

De ware toedracht vinden we niet terug in de marktprijs van de energie, maar de grootte van de krijgskas van de overheid. Arcelor een vaste lage prijs voor energie garanderen — wat Frankrijk lijkt te willen doen — is voor België niet realistisch, gezien de rode begrotingen, laat staan wenselijk — want wie wint bij zo’n kostelijk charmeoffensief, buiten de aandeelhouders van Arcelor?

Begin februari werd in het Europese parlement de veelbesproken Net Zero Industry Act gestemd. Die staat vol ambitieuze doelstellingen, waaronder het bereiken van 40% van de productie die nodig is om in de EU-behoeften aan strategische technologische producten te voorzien. Het gaat vooral om de ontwikkeling van producten zoals zonnepanelen, windturbines, batterijen en warmtepompen.

Probleempje: Europa is vergeten hieraan een investeringsprogramma te koppelen. Deze ‘Act’ biedt geen financiële ondersteuning en het is dus heel twijfelachtig of het programma überhaupt kan worden uitgevoerd. Nochtans kondigde minister van Economie — en tijdelijk voorzitter van de Europese Raad Industrie — Jo Brouns dit aan als ‘een ondersteuning voor de transitie’. 

Industriebeleid, terug van weggeweest? 

Bij uitblijven van een dergelijk Europabreed investeringsbeleid, is het onzinnig deel te nemen aan de subsidierace. België en Vlaanderen zullen keer op keer de duimen leggen tegen de grote jongens als Duitsland, Frankrijk en Italië. 

Vlaanderen zal op haar andere troeven moeten bogen. En die zijn niet min, wat al eens vergeten wordt in de debatten: we hebben een sterk verweven industriële cluster, met infrastructuur van het niveau dat deze integratie vereist, en zijn nauw verbonden met het hinterland, met exportcijfers die boven de Franse uitsteken. Onze havens garanderen een instroom van grondstoffen uit alle uithoeken van de wereld. Maar tegelijkertijd zouden Vlaanderen en België nu alles op alles moeten zetten om zich te verenigen met andere kleine landen, die allen baat hebben bij een gecoördineerd Europees industriebeleid als alternatief voor het huidige subsidie-opbod. 

Het probleem van de EU is dat ons continent nooit over goedkopere fossiele brandstoffen zal beschikken dan de rest van de wereld. We moeten dus noodgedwongen alternatieve waardeketens ontwikkelen, op assen als waterstof, ammoniak of groene moleculen. Die transitie zal onze gehele industrie raken. We kunnen deze realiteit ofwel passief ondergaan, ofwel echte keuzes maken over welke industrieën deze toekomstige samenleving nodig heeft — en hoe we daar de rekening voor betalen. Ammoniakproductie lijkt het pleit te verliezen. De auto-industrie heeft ook al een groot deel van zijn strepen verloren door niet op tijd in te zetten op de transitie. Europa’s Industrial Deal moet veel meer een strategische klimaat- en investeringsagenda zijn dan de intentieverklaring die nu voorligt. 

Industrie kan nergens beter verduurzamen dan in Europa. Europa is daarbij een krak in het exporteren van wetgeving (zoals de Green Deal) en eveneens een grote invloed op de rest van de wereld. Wat op de Europese markt komt, moeten we verplichten bepaalde standaarden te eerbiedigen; zo krijgen we wereldwijd groen staal, groene chemie en circulaire processen. Dat versterkt niet alleen de marktpositie van de Europese industrie, maar trekt ook buitenlandse concurrenten mee naar de verduurzaming.

Zware industrie

Meer over Zware industrie